De historische sensatie Melati van Java

Eerder deze maand verscheen Dochter van Indië, de biografie door Vilan van de Loo van Melati van Java (1853-1927). Volgens Esther Wils is haar levensverhaal meer dan de moeite waard: “Voor liefhebbers van de historische sensatie.”

‘Vroeger mocht ik haar romans niet lezen.’ ‘Keukenmeidenromans, maar mijn moeder las ze allemaal, hoor.’ ‘Bij mij thuis staan ze nog in de kast.’ Dat en meer zeiden oudere Indische meisjes tegen me wanneer ik ze naar Melati van Java vroeg. Velen kenden haar naam of wisten iets over haar te zeggen, maar onbevangen was dat nooit. De herinnering aan de auteur of aan haar werk was beladen met de veronderstelling dat het misschien niet de meest hoogstaande literatuur was, juist omdat het zulke meeslepende boeken waren. Het een leek het ander uit te sluiten. Dat intrigeerde me. Een vrouwelijke auteur met een hyperromantische naam, en de beladenheid van de herinnering. Die combinatie was ik eerder tegengekomen. Tijdens mijn onderzoek naar de Indische kruidengeneeskundige mevrouw J. Kloppenburg-Versteegh, met wie Melati’s zus bevriend was geweest, had de jongste dochter van mevrouw Kloppenburg me verzekerd dat de lievelingsauteur van haar moeder Hedwig Courts Mahler was, en vooral níét Melati van Java. Ik begon dus Melati’s romans te lezen en te verzamelen. Daarna ging ik op zoek naar de vrouw achter het pseudoniem. Het bleek een levensverhaal te zijn dat zó verfilmd kan worden.

melati-van-java-omslag-groot

 

Zo begint Vilan van de Loo haar inleiding op de biografie Dochter van Indië; Melati van Java (1853-1927), en zij stelt zich daarmee een flinke opdracht: een filmisch, meeslepend boek te schrijven, dat de hoofdpersoon recht doet. Dat mag zij, want Vilan (een vriendin van mij; ik zeg het er maar meteen bij) is niet de eerste de beste: zij schreef al een flinke stapel boeken, waaronder verschillende biografieën – vorig jaar verscheen nog Johannes “Pa” van der Steur (1865-1945): zijn leven, zijn werk en zijn Steurtjes, over Johannes van der Steur, de legendarische oprichter van het Indische weeshuis. En zij zet zich al sinds het jaar 2000 speciaal in voor een categorie veelal over het hoofd geziene vrouwen: de Indische schrijfsters die zij in het Damescompartiment Online heeft verzameld, en wier teksten zij sinds 2005 digitaal beschikbaar stelt via de Leestrommel.

Melati van Java is de handelseditie van het proefschrift waarop Vilan in 2014 als neerlandica promoveerde. Het moet een zeldzaam leesbaar proefschrift zijn geweest, want Vilan kan goed vertellen. Het boek dat begin november als handelseditie bij Tong Tong is verschenen, draagt dan ook geen nadelige sporen van zijn academische herkomst, alleen prettige kwaliteiten: een notenapparaat, een index, een interessante literatuurlijst en een beredeneerde keuze van de oriëntatie die Vilan in haar boek heeft aangehouden – bij iemand met zo’n omvangrijk oeuvre als Melati van Java bij elkaar schreef, valt niet alles in detail te behandelen. Het accent op de Indische component in haar werk en haar positie als vrouwelijke schrijver past helemaal in Vilans straatje en doet ook de schrijfster recht: haar stellingnames als Indische en als vrouw zijn beide uitzonderlijk. Dat zij literair gezien niet helemaal au sérieux werd genomen, door letterkundige Rob Nieuwenhuys, die de term ‘damescompartiment’ muntte in zijn Oost-Indische Spiegel (1972) én door lezers zelf, was voor Vilan hoogstens een extra aansporing zich voor haar in te zetten. Wie zo lang zo’n groot publiek had weten te boeien – de vele romans beleefden verschillende herdrukken en goedkope heruitgaven –, moest wel iets te zeggen hebben.

Het gezin Sloot: Christine, Louise, Nico, Carel en Marie
Het gezin Sloot: Christine, Louise, Nico, Carel en Marie

Marie wordt Melati
Het pseudoniem Melati van Java ontstond pas in 1874, bij het verschijnen van haar eerste roman. Tot die tijd was de schrijfster alleen onder haar doopnaam Marie Sloot door het leven gegaan. Haar ouders waren de Twentse onderwijzer Carel Sloot en de Indische Louise van Haastert. De kleine Marie had een nauwe band met haar grootouders van moeders kant. Met haar liefhebbende opa, de militair arts Christiaan van Haastert, onderhield zij al op vijfjarige leeftijd een briefwisseling. Haar Javaanse oma Sajia was van Chinese herkomst en bekeerde zich tot het katholieke geloof, waarna zij trouwde met de man met wie zij al volwassen kinderen had. Zij ging na diens dood met het gezin Sloot mee naar Nederland, waar zij al heel snel verkommerde en overleed. Marie was dol op haar oma en voerde haar later op in haar romans – opvallend genoeg niet als grootmoeder maar als baboe van de hoofdpersoon:

Ook deze baboe sterft, tot groot verdriet van het meisje:
‘Zij hield haar hand vast en dan scheen er kalmte in het verwrongen lichaampje te komen. Zij bad het Onze Vader en smeekte uit het diepst van haar hart dat God medelijden met de arme tobster mocht hebben en haar opnemen in het land, waar eeuwig de zon schijnt en waar het niet koud en mistig is als hier. … ‘No – na….’ en toen sloot zij de oogen, haalde diep adem en rustte voor goed.’
Uit: Orchidée (1905)

Sajia, de grootmoeder van Marie Sloot
Sajia, de grootmoeder van Marie Sloot

Haar biografe heeft daarvoor de volgende verklaring:

Ze begreep dat een oudere vrouw van Chinese of Javaanse afkomst door het Nederlandse publiek niet gemakkelijk geaccepteerd kon worden als dierbare grootmoederfiguur, maar wel in de rol van baboe.

Die dubbele agenda was ook de leidraad in ander kwesties; Marie was zich er zeer van bewust wat als fatsoenlijk werd beschouwd in (katholieke) Hollandse kringen en sloot met haar

hoofdintrige aan op wat de lezers en lezeressen wensten te lezen, maar in de zijlijnen van de intrige verscheen opvallend vaak een vrouwelijk Indisch personage dat zich in haar volle kracht en autonomie liet kennen voor korte of lange tijd.

Was Marie als kind al een vertelster geweest, toen ook haar moeder in Nederland overleed raakte zij, door het verdriet gedreven, in een fantastische stroomversnelling en werd zij in een aantal jaren een schrijfster bij wie lezers aan de lippen hingen. Dat schept het beeld van een meisje met een grote verbeelding die haar kennelijk tot uitvlucht was; ik moest herhaaldelijk denken aan Riket met de kuif, een sprookjesfiguur die net als Marie niet moeders mooiste was maar met zijn slimme en geestige verhalen iedereen voor zich innam. Marie was dus ook politiek handig: zij stootte haar lezers niet voor het hoofd maar wist wel haar boodschap over te brengen. Dat kon ook heel expliciet zijn, zoals blijkt uit onderstaande dialoog uit De Jonkvrouwe van Groenerode (1874):

“‘In Europa is niets zoo schoon als dit!’ zeide een stem achter haar. Zij zag om: het was Demang Sitroh.
‘Neen, niets, niets!’ hernam zij met geestdrift.
‘En toch is Java niet gelukkig; toch schuilen, evenals die ravijnen tusschen de sawah’s achter al dat schoons slavernij en onderdrukking.’
‘Neen, zoo moet gij het niet beschouwen; men is nooit ongelukkig, dan wanneer men het zelf weet, en ’t volk is tevreden; het heeft zijn huisjes, zijn rijst, zijn karbouwen, en verlangt niets meer.’
‘Maar er zijn er die daarmee niet tevreden zijn, die begrijpen dat het volk recht heeft meer te vragen.’
‘Er zijn er zoo weinig, die ontwikkeld genoeg zijn om diep na te denken over de politiek.’
‘En gelukkig voor de Hollanders dat zij den Javanen alle ontwikkeling onthouden: anders zou ’t spoedig gedaan zijn met hun dwingelandij.’
‘Maar, mijn hemel! ’t Is de opstand, dien gij predikt.’”

Die boodschap was destijds nog redelijk gewaagd – de Max Havelaar was al verschenen maar de Ethische Politiek nog niet tot doelstelling uitgeroepen.

Marie en Lina
Marie en Lina

Marie wordt Max
Toen Marie’s roem na haar vijftigste wat begon te tanen, koos zij daardoor geprikkeld een nieuw pseudoniem, Max van Ravestein. Max richtte zijn pijlen speciaal op de holle kanten van het katholieke geloof – opmerkelijk voor Marie, want juist die katholieke kringen hadden haar carrière in Nederland stevig bevorderd; zij was lange tijd een van de toonaangevende medewerkers van de Katholieke Illustratie. Als ik het goed begrijp is Max nooit als Marie ontmaskerd, tijdens haar leven; succes had hij wel, en dat was een genoegdoening.
Het mannelijke pseudoniem paste goed bij Marie; zij was de man in huis. Hoezeer zij het ook opnam voor het autonome, bij voorkeur Indische meisje, zij werd naar hedendaagse begrippen in haar emancipatie gehinderd door haar katholieke overtuiging: als de vrouw wilde werken moest ze van het huwelijk afzien; zodra er een man en/of kinderen in het spel waren moest haar zorg hen gelden. Ook wat het kiesrecht betreft vond zij: dat moest voorbehouden zijn aan het gezinshoofd, dus niet aan de getrouwde vrouw worden toegekend. Toch kunnen we haar moeilijk benepen noemen; zij spande zich op haar oude dag enorm in voor zogenaamde ‘gevallen meisjes’. En haar levensgezellin Lina Schefler, die als nichtje in haar leven was gekomen, betitelde zij tegen haar correspondentievriend Jan van der Lans herhaaldelijk als ‘mijn vrouw’. De rolverdeling tussen de twee was conventioneel maar het moet een bijzonder liefdevolle verhouding zijn geweest; Lina overleed drie maanden nadat Marie was gestorven.

Is het werk van Melati van Java nog leesbaar? Daarover zullen de meningen verschillen. Haar levensverhaal is in elk geval meer dan de moeite waard; zijzelf is een roerend en ook wel intrigerend mens geweest, en Vilan opent in haar meeslepende, ingeleefde biografie ook het zicht op een verdwenen wereld: de katholieke kringen in Indië en Nederland, het boekenbedrijf rond 1900 met zijn uitgevers, tijdschriften en de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde (Melati werd als een van de eerste vrouwen uitgenodigd toe te treden), de liefdadigheid als serieuze levenstaak en het reilen en zeilen van een ongewoon vrouwenhuishouden. Voor liefhebbers van de historische sensatie.

ESTHER WILS

Dochter van Indië. Melati van Java (1853-1927). Biografie, door Vilan van de Loo, uitg. Stichting Tong Tong, ISBN 9789078847007, 224 pagina’s. Verkrijgbaar via iedere boekwinkel.

In de Leestrommel zijn verschillende romans van Melati van Java te lezen.

Vilan van de Loo wijdde een complete website aan Melati van Java.

Rob Nieuwenhuys’ Oost-Indische Spiegel is te lezen op DBNL, de digitale bibliotheek van de Nederlandse letteren