Sluimerend Vuur: Archiefbeelden als Doornroosje wakker gekust door de kunstenaar

Esther Wils werd in de jaren negentig door de Indische privéfilms uit de collectie van Jan Brocades Zaalberg op het idee gebracht voor het project ‘Tropenecht‘ over koloniale kleding, dat uitmondde in een grote tentoonstelling en een schitterend boek. Zij bespreekt Sluimerend Vuur van Péter Forgács voor Indisch Anders.

De Hongaarse filmer Peter Forgács (1950) heeft al 30 films op zijn naam staan en kreeg in 2007 de Erasmusprijs toegekend voor zijn bijdrage aan ‘de cultuur en het historisch bewustzijn in Europa’. Zijn specialiteit is het werken met wat tegenwoordig ‘found footage’ wordt genoemd, ruw filmmateriaal, zoals dat bijvoorbeeld wordt aangetroffen in particuliere opnames, voor huiselijk gebruik. Die interesse heeft een historische grond: in het communistische Hongarije waar Forgács opgroeide bestond een sterke censuur. De privéfilms boden de gelegenheid iets van het echte leven achter de gekuiste schermen op te vangen. Tijdens het interview dat Pamela Pattynama op 29 mei jl. met Forgács hield, legde hij uit hoe de introductie van de Kodak-box, een nieuw type camera, het gewone mensen in de vorige eeuw mogelijk maakte elkaar te filmen. Wat die filmpjes onderscheidt van de tot dan toe bekende beelden is de intimiteit: het is een bekende die filmt en die voel je achter de beelden, bijvoorbeeld – en heel sterk – doordat er naar de camera wordt gelachen.
Looming_Fire_Press_image023En zo zijn er meer verborgen werelden te ontdekken dan alleen de Hongaarse. Aangestoken door het enthousiasme van zijn Nederlandse vriend Cesar Messemaker en inhoudelijk ondersteund door antropologe Eveline Buchheim, besloot Forgács zijn kunsten los te laten op de collectie privéfilms uit Nederlands-Indië in het EYE-archief, Amsterdam. Dat resulteerde in een tiental compilaties die in de tentoonstelling simultaan worden vertoond, op grote schermen en in een geluidsdecor van muziek, omgevingsgeluiden en gesproken tekst.
Waarop duidt de titel die Forgács koos, Sluimerend Vuur? Is dat het verborgen leven dat al decennia ligt te sluimeren in de filmblikken van het EYE-archief, en daar straks als Doornroosje misschien wel weer honderd jaar ligt te slapen voordat iemand het wakker kust?

Elite
Of duidt Sluimerend Vuur op de angst voor een gerechtvaardigde opstand van de inheemse bevolking, al dan niet in de vorm van het communisme, onder de koloniale ‘elite’ die de voornaamste speler is in de filmpjes? Een klacht die tijdens het eerder genoemde interview werd geuit, luidde: waar zijn de Indonesiërs, behalve als personeel in de marge? In de inleiding op de tentoonstelling staat met zoveel woorden geschreven dat het hier gaat om die koloniale elite, maar dat wil er moeilijk in – zowel bij de dame die de vraag stelde als bij ondergetekende, en waarschijnlijk meer toeschouwers.
Forgács benadrukte in zijn reactie dat de koloniale samenleving een zeer gelaagde was, zo complex dat die zeker niet in zijn project was te vangen, en dat hij zijn best had gedaan verschillende groepen aan bod te laten komen – voor zover er aantrekkelijk materiaal voorhanden was. Hij zou privéfilmpjes van Soekarno zeer hebben verwelkomd, maar die zaten nu eenmaal niet in het archief.
Soekarno behoorde, net als de overige intelligentsia en de Indonesische adel, van wie blijkbaar ook geen persoonlijke filmpjes beschikbaar waren, natuurlijk ook tot de elite. In zoverre zou aan de wens uit het publiek een enigszins representatief beeld te krijgen toch niet zijn voldaan. Maar in die keuze ligt de vrijheid van de kunstenaar, volgens Forgács, net als in zijn vanzelfsprekende voorkeur – ‘als man’ – voor mooie vrouwen. De filmer met zijn massieve persoonlijkheid – het ‘interview’ was een bijna ononderbroken monoloog – is een enigszins aanstootgevende figuur en de tentoonstelling behoeft voor minderjarigen en/of oningewijden zeker commentaar. Maar je beseft als kijker ook wat een wilskracht ervoor nodig moet zijn geweest uit die vele kilometers film in het EYE een selectie te maken – ze zijn er jaren mee bezig geweest.

Kijken met eigen en andermans ogen
En er zijn zeldzame beelden te zien. Bijvoorbeeld die van de steenrijke Chinese familie, die de kijker meemaakt op officiële ontvangsten maar ook in badpak, gezamenlijk poedelend in een privébassin. Nooit gedacht dat ik oude Chinezen in die bijna naakte, zeer familiaire hoedanigheid zou zien, of jonge Chinese dames in hoogmodieuze, zichtbaar dure jaren-20 jurkjes met verlaagde taille, een pothoed op het bobkapsel. (Blijkbaar zitten de archiefbeelden van de sobere Mao-pakjes er diep in, net als de bescheiden dracht waarin veel Chinezen er overigens meestal bij liepen en lopen.) Ook de blanke mannen die op expeditie een geïmproviseerde saté uit het vuistje zitten te eten, met uitzicht op een schitterend landschap, had ik me gek genoeg nooit kunnen voorstellen.
Sluimerend VuurIk viel op de extreme flaporen van drie bruine broertjes, tussen de vier en zeven, op twee bergbeklimmende Indische zusjes, een Indonesische jongeman in sarong met stropdas aan boord van een schip, de slanke jockeys bij de paardenrennen. Ik wilde de verschillende KNIL-zonen die ik goed ken aanporren om mee te kijken, bij het zien van de KNIL-maatjes van hun vaders en opa’s, tijdens een schietoefening en op de fiets. Ik zag de lommerrijke, groene laan voorbijkomen die Rudy Kousbroek voor ogen stond als hij aan Indië dacht – kleine jongetjes van zijn leeftijd, destijds, klampten zich er aan een mooie oude auto vast, zoals zijn vader die ook had. En ik hoorde in gedachten de hoge, aarzelende stem terug van Jan Brocades Zaalberg die vroeger zijn amateurfilmcollectie vertoonde op wat nog de Pasar Malam Besar heette – misschien zijn verschillende van de getoonde films wel uit zijn verzameling afkomstig; die is na zijn dood geschonken aan het Filmmuseum, de voorloper van EYE.
Ook de gesproken teksten die meeklinken bij de beelden waren – voor zover ik ze kon horen – uiterst koloniaal van aard. Ik schrok van de dame die in haar brieven naar huis applaudisseert voor de illegale moord op drie communisten en voor Mussert die Java aandoet, en ergerde me aan het wat platte geluid van de acteur die Willem Walraven vertolkt. Toegegeven: diens teksten zijn giftig, maar het werkt vertekening in de hand als je er ook nog beelden bij ziet – al dan niet uit je ooghoek, op belendende schermen – van Indonesiërs die min of meer mataglap zijn. Het is een eufemisme te zeggen dat Forgács het vreemde dat de inheemse bevolking voor de kolonisator had niet heeft willen overbruggen. Dat wordt onderstreept door de onwennige, stuurse blikken van de Indonesiërs die de anonieme filmers opvangen, in tegenstelling tot de veelvuldige lach die de andere geportretteerden hun toewerpen.

Kunst
‘We weten niet hoe het verleden was,’ zei Forgács, ‘en ieder had zijn eigen verhaal, afhankelijk van plaats, tijd en maatschappelijke positie.’ Hij heeft er het zijne aan toegevoegd. Is het kunst, wat hij doet, of een serie handigheidjes? Door de spiegelbeeldige en parallelvertoning van opnames wordt de suggestie gewekt dat we in een andere wereld, ‘aan de andere kant van de deur’ terechtkomen, om met kinderboekenschrijfster Tonke Dragt, een andere oud-Indiëganger, te spreken. De sfeervolle muziek draagt daaraan bij; je wordt door de zingzang in een slaperige, ontvankelijke stemming gebracht. En ook de toepassing van vertraging, inzoomen en het inkleuren van stukjes film – vaak een hallucinant geel – werken drogerend. Hoe je het ook noemt, de ‘multidisciplinaire tentoonstelling’ mist zijn uitwerking niet; hij boeit en irriteert, prikkelt de herinnering en roept associaties op.

Volg de discussie over Forgács’ gebruik van archiefbeelden op de Tong Tong Fair, op 4 juni a.s., beluister er de mening van de Indonesische schrijfster Leila Chudori, op 6 juni a.s., gaat dat voor 10 juni zien: Sluimerend Vuur van Péter Forgács, en oordeel zelf!

ESTHER WILS

PS
Voor de thuisblijvers zijn er tegenwoordig dvd’s. Wie wil kennisnemen van het leven in Indië kan terecht bij Moeder Dao, de schildpadgelijkende van Vincent Monnikendam, uit 1995, opgenomen in de box Tijdsbeeld Nederland – Koloniaal verleden, de opnames van kapitein J.C. Lamster:  of andere selecties uit archiefmateriaal, o.a. verkrijgbaar bij Moesson.

De installatie Sluimerend Vuur; Verhalen uit Nederlands-Indië van Péter Forgács is een LUMEN FILM productie in coproductie met EYE en werd mede mogelijk gemaakt door SNS Reaalfonds, VSBfonds, Mondriaan Fonds, Prins Bernhard Cultuurfonds. De herplaatsing op de Tong Tong Fair is mogelijk gemaakt door Mondriaan Fonds en Fonds 1818, en sponsoring door de Pasar Malam Besar BV.

Voor meer informatie over het project ‘Tropenecht’ van Esther Wils, surf naar Stichting Tong Tong.

De bovenste illustratie is een still uit de installatie. De onderste foto is gemaakt door Serge Ligtenberg in de tentoonstelling op de 56e Tong Tong Fair.