“Hoor wie het zegt.” Van Dis schreef ‘moederboek’ met tjabé rawit

Precies een week geleden werd de Libris Literatuur Prijs 2015 aan Adriaan van Dis toegekend voor Ik kom terug. Pamela Pattynama bespreekt de roman voor Indisch Anders.

Onlangs werd bekend dat een van de grootste literaire prijzen van Nederland aan het laatste boek van Adriaan van Dis is toegekend.[1] Wat mij betreft heeft Ik kom terug deze Libris-prijs dubbel en dwars verdiend. Bovendien stemt het mij zeer tevreden dat mijn voorspelling van vorig jaar is uitgekomen. In het laatste hoofdstuk van mijn Bitterzoet Indië (2014) voorzag ik dat dit ‘moederboek’ zou beantwoorden aan de ‘springlevende collectieve behoefte de herinnering aan Indië opnieuw en opnieuw en opnieuw te beleven’, en dus aan zou slaan.[2]
Van Dis verwierf landelijke bekendheid als de charismatische presentator van het enige echt succesvolle Nederlandse tv-programma over literatuur: Hier is … Adriaan van Dis (1983-1992). Ook zijn twee recente tv-documentaireseries over Zuidelijk Afrika en Indonesië riepen enthousiaste reacties op. Maar zijn roem heeft hij toch vooral te danken aan zijn Indië-boeken. De meeste mensen kennen hem omdat hij enerverend, zelfs verontrustend over zijn Indische familie en de doorwerking van de Indische migratie wist te schrijven in Nathan Sid (1983), Indische duinen (1994) dat hij naar verluidt ‘Dood aan de familie!’ wilde noemen, en Familieziek (2004).

Innerlijk staal
Ik kom terug gaat over een moeder-zoon-relatie, verteld door de zoon. Geen nieuw onderwerp: in de wereldliteratuur komt de moeder-zoon-relatie regelmatig terug. Ook in de Indische literatuur komt de moeder-zoon-relatie voor. We kennen uit tempo doeloe de baboes, de inheemse kindermeisjes of substituut-moeders over wie vroegere sinjo’s als E. du Perron, Rob Nieuwenhuys en Han Resink met affectie hebben geschreven. Ook weten we iets af van de ambivalente houding van zoons jegens hun ‘kampmoeder’. Veel opgroeiende jongens waren tijdens de Tweede Wereldoorlog samen met hun moeder opgesloten in een Japans kamp en maakten mee hoe zij werd vernederd. Onder meer auteur Jeroen Brouwers en journalist Joop van Tijn hebben vastgelegd hoe funest deze ervaringen zijn geweest voor de verhouding tot hun moeder.

Adriaan van Dis op het Tong Tong Festival in 2006 (foto Serge Ligtenberg)
Adriaan van Dis op het Tong Tong Festival in 2006 (foto Serge Ligtenberg)

Van Dis’ moeder-zoon-relatie wringt. Allereerst is de verstandhouding nooit hartelijk geweest. Bovendien woekert het koloniale verleden door. De moeder, ‘wilde Marie’, trouwde als welgestelde boerendochter met een KNIL-militair, een ‘zeer donkere Indo’, en vertrok ‘zonder om te kijken’ naar de kolonie waar zij uiteindelijk met haar drie dochters in een ‘Jappenkamp’ terechtkwam. Nadat haar man door de Japanners was onthoofd ontmoette zij een ‘blekere Indo’ en vertrok met dochters en hem naar Nederland. Hij werd Adriaans vader.[3]
Uit Van Dis’ eerdere werk weten we veel van de jeugd van de auteur, of liever, we denken daar veel vanaf te weten: de oorlogs- en kampervaringen van de familie die het tweede-nest-kind buitensloten, de driftige, getraumatiseerde vader die zijn zoon regelmatig sloeg, de moeder die daarbij wegkeek, de rossige jongen die zo graag bij zijn donkere familie wilde horen. Toen ging het vooral over de gehate vader. Van Dis gebruikte de boeman in mooie verhalen waarin hij hem van zich afschreef. De moeder kwam daarin slechts zijdelings voor, een figuur die niet overliep van moederliefde.

Illustratie door Peter ter Mors
Illustratie door Peter ter Mors

Na een leven van zwijgen, buitensluiten en geheimen wil deze ‘innerlijk stalen’ moeder ineens wel praten. Zij is 98 jaar oud en haar zoon, de beroemde auteur, mag een boek over haar schrijven, maar voor wat hoort wat: ‘ik wil dood … jij een verhaal, ik een pil’ en zij sluiten een ‘schrijfcontract’. De 98-jarige vertelt vervolgens ‘woest’ over een leven van eenzaamheid en overlevingsdrift, inclusief de oorlog, haar boerenjeugd en, haar Tweede Land, de kolonie: ‘Indië houdt me zo wakker’. Het zijn flarden, rafels, maar hoe fragmentarisch ook, de zoon hoort onvertelde verhalen en leert een andere moeder kennen: ‘niet aardiger en nog even afstandelijk, maar ze nam me meer in vertrouwen.’
En berekenend denkt hij:

ik zal haar verlossen. Verlossen van verhalen, en als ik flink ben zal ik haar verlossen van het leven en haar hand vasthouden.

Kronkelig
Familieverhalen met al hun kronkelige verhoudingen en geheimen zijn een onuitputtelijke literaire bron waar lezers van smullen. Niettemin, hoe interessant een bijterige moeder-zoon-verhouding ook lijkt, een verhaal wordt pas écht goed door verrassende wendingen en/of een in spanning gehouden lezer die aan het denken wordt gezet. Een meeslepend verhaal bevat met andere woorden bite, oftewel tjabé rawit. Ik kom terug boeit omdat het vol tjabé rawit zit. Weliswaar soms sentimenteel: ‘…ik kwam voor de liefde, mammie, een groot woord, toe neem me op schoot’ (84). Maar vaker worden moeder en zoon geestig, hardvochtig en vol ironie benaderd of speelt Van Dis de menselijke verteller: ‘Tegen zoveel ijs was ik niet opgewassen, ik had haar het liefst met rollator en al door de kamer gemept’ (121).

Leugens
Wat mij frappeert is hoe ‘oud nieuws’ in Ik kom terug is verwerkt. We herkennen veel uit eerder werk:

Ik was alleen in dat grote repatriantenhuis vol tropenmensen tussen wie ik opgroeide – vier op drift geraakte families die een nieuw leven waren begonnen. Ik was het sproetenkind dat nooit onder de palmen had gelopen en zoog hun verhalen op.

Interessant genoeg wekt al dat bekends geen verveling, maar vertrouwen; we geloven alles wat Van Dis ons vertelt en horen nauwelijks zijn herhaalde waarschuwingen. In hoofdstuk 5 zegt hij bijvoorbeeld drie keer nadrukkelijk dat hij eerlijk wil zijn, alsof niet-liegen hem grote moeite kost. Bovendien houdt moeder van alles achter en verdenken moeder en zoon elkaar van leugens (73):

‘Ben je soms van plan een boek over me te schrijven?’
‘Misschien, als je wat minder liegt.’
Ze lachte schamper. ‘Hoor wie het zegt.’

Dit gegoochel met oprechtheid is deel van Van Dis’ feilloos volgehouden spel met autobiografie en waarheid. Alles wat tussen moeder en zoon voorkomt lijkt ‘echt gebeurd’. Niets is minder waar. Het boek zit vol fictie, de ik-figuur is een ‘verzinsel’ en het hele boek beantwoordt aan ‘het verlangen van de hedendaagse lezer’ naar herkenning en reality.[4] De onbruikbare flarden die de moeder losliet vormden cryptisch ‘ruw materiaal’ dat met schrijvers’ eigen fantasie is opgesierd. Ik kom terug verwijst daarom ook naar de mythes waarmee we leven om ergens bij te horen, en de leugens waarin we willen geloven om vat te krijgen op het eigen leven.

Adriaan van Dis op het Tong Tong Festival in 2008 (foto Henriette Guest)
Adriaan van Dis op het Tong Tong Festival in 2008 (foto Henriette Guest)

Voor mij is Van Dis’ laatsteling een Indiëboek. Het suggestieve spel met ‘autobiografische’ herinnering doet mij denken aan de kenmerkende, eeuwig diffuse grens tussen fictie en werkelijkheid van Indië–literatuur. Wat meer is: Ik kom terug sluit aan bij de onophoudelijk stroom van eigentijdse beelden en verhalen die de herinnering aan Indië overdragen en voortzetten. De inhoud hoort daarbij: het familieverhaal, de oorlogsgekte van de vader, het doorwoekerende koloniale verleden. Maar het is vooral de vertelstructuur en de contekst van overlevering die van Ik kom terug een Indiëboek maken: een brokkelig vertellende moeder, ervaringsherinneraarster, en een hongerig luisterende nazaat, tweede generatie, opgegroeid in Nederland, die de hem toegeworpen fragmentjes opzuigt, aanvult en verandert. Ik kom terug, de van moeder op zoon overgeleverde Indische herinnering is een fraai, eigentijds verhaal geworden waarmee je in Nederland voor de dag kunt komen — waarmee zelfs een prestigieuze prijs te winnen valt!

PAMELA PATTYNAMA

Noten
[1] Van Dis, Adriaan. Ik kom terug. Amsterdam: Uitgeverij Augustus. 2014. Zie het juryrapport op http://www.librisliteratuurprijs.nl.
[2] Pattynama, Pamela. Bitterzoet Indië. Herinnering en nostalgie in literatuur, foto’s en films. Amsterdam: Prometheus | Bert Bakker. 2014.
[3] http://www.cultureelburgerschap.nl/verkiezing/Kandidaten/2/Adriaan_van_Dis
[4] Zo vertelt Van Dis bij Jeroen Pauw: http://pauw.vara.nl/media/339797 dat lezers hem regelmatig schrijven bij een bepaalde gebeurtenis in zijn boek te zijn geweest. Hij had die gebeurtenis echter verzonnen. Dit fascinerende proces van ‘geleende herinneringen’ is inherent aan het herinneringsproces en kan ons allemaal overkomen. Zie Pattynama 2014, p. 25-26.

Foto bovenaan: Adriaan van Dis op het Tong Tong Festival in 2008 (foto Henriette Guest)

Een gedachte over ““Hoor wie het zegt.” Van Dis schreef ‘moederboek’ met tjabé rawit”

Reacties zijn gesloten.