De belangrijkste Indische officier van zijn tijd:
op zoek naar Frits van Daalen

Frits van Daalen (1863-1930) is met een slechte reputatie in de geschiedenisboeken beland. Weten we daarom zo weinig van deze Indischman af? Hij was de belangrijkste Indische officier van zijn tijd, gouverneur van Atjeh en commandant van het KNIL, zoals het Oost-Indische leger later zou heten. Vilan van de Loohaar biografie van Van Heutsz werd deze zomer goed ontvangen — dook de archieven in.

Kapitein G.C.E. (Frits) van Daalen, geheel links in de hangmat, bij Goudberg met rechts van hem een brigade Marechaussee en hun dragers (KITLV/Media Commons); klik op de foto voor een grotere afbeelding

Deze zomer verscheen Uit naam van de majesteit. Het leven van J.B. van Heutsz (1851-1924), waarin ik het leven beschreef van deze militair en gouverneur-generaal. Achter de schermen leunde hij sterk op de officieren met wie hij in de Atjehoorlog had gevochten. Van Daalen leek lang een streepje voor te hebben. Ik zag de band tussen deze twee mannen groeien; het wederzijds vertrouwen was een van de redenen waarom Van Daalen zo ver kwam met zijn carrière in een leger. Dat leger zouden we nu als racistisch bestempelen, vanwege de harde indeling langs lijnen van etniciteit en de raciale vooroordelen. Dat werkte beide kanten op. Zo had Van Daalen weinig fiducie in het oordeel van Hollandse militairen over de behandeling van de inheemse bevolking. In mijn biografie beschrijf ik hoe hij een Hollandse officier corrigeerde toen deze volgens Van Daalen te slap reageerde op een vermeende fout van een Atjehs hoofd: ‘Kijk eens, jij bent een totok en jij voelt dat zo niet, maar dat is met mij iets anders. Wij hebben daar meer benul van.’ Wie was die wij? De Indische militair. Of eigenlijk: wij majoor Van Daalen.

De hoge rang van Van Daalen en zijn band met Van Heutsz, leek hem te vrijwaren van dit openlijke racisme. Dat zag ik toen in mei 1901 sergeant Beer een Militaire Willemsorde ontving. In het dagblad De Locomotief stond nadrukkelijk dat Beer ‘een zeer bescheiden Indo’ was: afkomst viel op en kon benoemd worden. Dat is aan het begin van de eeuw: de ster van Van Daalen is dan rijzend. Iedereen in de militaire wereld weet dat hij het ver zal brengen. En dat voor een Indo, zal menigeen toch bij zichzelf hebben gedacht.

Een militaire familie
Hoe kan het, dat Van Daalen zo snel steeg in de militaire rangen? Dat had zeker niet alleen te maken met het vertrouwen van Van Heutsz. Om te beginnen kwam hij uit een bekende militaire familie. Zijn vader Gotfried Coenraad Ernst van Daalen (1836-1889) had zich onderscheiden bij de gevechten tijdens de tweede Atjeh-expeditie, maar was na een conflict met gouverneur-generaal Loudon met eervol ontslag gegaan. Hoe zijn echtgenote, de Indische Minette Weijergang (1843-1935) dat vond, is helaas niet overgeleverd. Dan was er oom Eeldert Christiaan van Daalen (1822-1879), korte tijd bevelvoerend officier in de eerste Atjeh-expeditie, en ook hij raakte in conflict met de GG. Ook daarin zou Frits van Daalen de familiesporen volgen. Dan zijn we al verder in zijn levensverhaal. Hij heeft in Nederland de KMA (Koninklijke Militaire Academie) succesvol gevolgd, heeft de Hoogere Krijgsschool doorlopen en behoort dan tot de hoogst opgeleide militairen in Indië. De elite.

Van Daalen ontwikkelt zich uitstekend. Hij leert als een van de weinige officieren de razend moeilijke Atjehse taal, gaat voorwerpen verzamelen en ontvangt onderscheidingen voor betoonde ‘moed, beleid en trouw’ . Kritiek is er ook: hij is te hard als bestuurder. De wetenschapper Christiaan Snouck Hurgronje, adviseur van Van Heutsz, schrijft over hem: ‘De Heer Van Daalen heeft eene diep gewortelde minachting voor al wat Inlander is. Deze uitte zich o.a. in de belachelijke eischen van eerbiedsbetoon, die hij aan hoofden zoowel als minderen stelde. […]. Alles moest voor den bestuurder sidderen.’ Na deze klachten houdt Van Heutsz zijn officier voortaan strakker als het om bestuurstaken gaat.

Hoe was hij
Hoe meer ik weet over Van Daalen, hoe meer hij een raadsel voor me is. Op foto’s staat hij zo beheerst dat het afstand schept; zelfs op zijn vermoedelijke verlovingsfoto met Christine Elisabeth de Lang Evertsen oogt hij koel. Tot dusver bezit ik één foto van hem waarop hij er gelukkig uitziet, genomen tijdens een expeditie in Atjeh, in 1898.  Hij ligt in een hangmat en lacht.

Frits van Daalen met eretekens
Frits van Daalen

Dan is er die merkwaardige officiële foto waar hij zit, beladen met eretekenen, en toch denk ik: dat is geen tevreden man. Hij heeft iets eenzaams, ondanks zijn vrouw en vier kinderen. Ik weet dat hij een gevoelige aard had en lang kon wrokken over een aangedaan onrecht. Een man die van het militaire leven hield, intelligent en kunstzinnig. Eerder de letter van het recht volgend dan de geest, eerder het woord van het bevel uitvoerend, dan de geest ervan. Dat maakte zijn expeditie in 1904 vandaag de dag omstreden.

De expeditie
Bijna zes maanden lang trok Van Daalen met een selecte groep militairen, dwangarbeiders en koelies door de Gajo-, Alas- en Bataklanden. Het verzet was vaak dusdanig krachtig dat Van Daalen vermoedelijk geen onderscheid maakte tussen verzetsstrijder en bevolking; niet tijdens het gevecht en niet tijdens patrouilles. De dodencijfers waren ernaar; in 1939 meldt een militair tijdschrift dat een kwart van de bevolking het leven liet. Dat gaat in tegen hedendaagse humanitaire principes, maar in de koloniale oorlog waren die niet leidend. Ruim 500 kilometers werden zo afgelegd, terwijl er kaarten werden getekend, zieken in het ambulante hospitaal werden verpleegd, gesneuvelden werden begraven en waar mogelijk bivak werd opgeslagen, met ter plekke gekochte of gevorderde levensmiddelen.

In Nederlandse regeringskringen leidden de dodencijfers van de hele expeditie, en vooral die van vrouwen en kinderen, tot ophef. Politici gebruikten zware woorden om hun afkeer en afschuw duidelijk te maken. Zo diep ging die afkeer nu ook weer niet, dat er aan een soort compensatie voor de gevolgen van de expeditie gedacht werd. Dat kostte maar geld en Atjeh moest juist geld opbrengen. Het debat bleef kleven aan de reputatie van Van Daalen. Dat hij als beloning voor zijn bevelvoering met instemming van Wilhelmina uit handen van de nieuwe gouverneur-generaal Van Heutsz een hoge Militaire Willemsorde ontving, deed er niets aan af.

In militaire kringen keek men anders naar de tocht van Van Daalen. Militair gezien was die geslaagd. En dat met een nieuwe bewegingssnelheid, door niet meer een eindeloze hoeveelheid levensmiddelen mee te hoeven nemen, maar door vivres (levensmiddelen) ter plaatse in te kopen of te vorderen. Er waren meer militaire vernieuwingen geweest, maar die stonden in de schaduw van de zware beschuldigingen uit civiele kringen. Maar Van Heutsz steunde zijn officier en benoemde hem tot gouverneur van Atjeh.

Reputatie beschadigd
In 1907 kwam het keerpunt. Op het bewind van gouverneur Van Daalen werden forse beschuldigingen geuit door ene Wekker in het blad de Avondpost.  Hij zou te hard optreden tegen de bevolking. Het Bataviaasch Nieuwsblad schreef kritisch: ‘nog altijd past men het recht van den sterkste toe’.

Wat Wekker schreef, raakte een gevoelige snaar. Het stond haaks op het mooie ethische zelfbeeld dat de regering bezat. Echt diep nagedacht over de realiteit van een militaire oorlogsexpeditie was er in Den Haag kennelijk nooit. Wel klonken er regelmatig kritische geluiden tijdens Kamerdebatten, maar daar was geen enkele Militaire Willemsorde minder om uitgereikt. De Wekker-artikelen leidden echter wel tot vragen in de Kamer. Van Heutsz zelf toog naar Atjeh om poolshoogte te nemen. Van Daalen begreep wat zijn vader en oom vóór hem hadden begrepen: een gouverneur-generaal kan je zó laten vallen. Gekrenkt over het onderzoek bood Van Daalen zijn ontslag aan. Wat was de roem waard, zijn onderscheidingen, zijn hoge rang, als dit zijn dank was? Zijn ontslag werd door inzet van Wilhelmina en hem goedgezinde ministers omgezet in een bevordering.  In 1910 kwam zijn benoeming tot commandant van het KNIL, waarmee het leger een periode inging van herstel van tucht. Geliefd was hij niet, bleek bij zijn aftreden in 1914. Wel gerespecteerd.

Van Daalen trok naar Den Haag met zijn gezin, om daar een teruggetrokken bestaan te leiden. In zijn correspondentie kwam hij herhaaldelijk terug op zijn conflict met Van Heutsz en de kritiek die hij als militair en bestuurder had gekregen. Maar in het openbaar zweeg hij daarover. Zelfs bij de grote staatsbegrafenis van Van Heutsz in 1927, toen iedereen herinneringen ophaalde, bleef Van Daalen zwijgen. In 1930 stierf hij vrij plotseling aan een hartaanval. De crematie te Westerveld werd druk bezocht. De kranten herdachten hem met woorden van ontzag en respect, al was de visie op het succes van zijn expeditie in 1904 al gekanteld.

VILAN VAN DE LOO


Oproep van Vilan van de Loo
In Frits van Daalen zie ik de andere voorvaders terug die in Atjeh hebben gevochten. Wie waren zij, hoe leefden zij? Tegenwoordig is het zowat verboden om trots te zijn op een voorvader die in KNIL zat, maar daar ga ik niet in mee. Zij mogen niet vergeten worden, want ze horen ook bij onze geschiedenis, wat we tegenwoordig ook van hun optreden vinden. Laten we hun namen noemen. Op mijn website www.inatjehgevochten.nl schrijf ik over Van Daalen en de andere mannen. Als u iets over een voorvader weet, zet ik hem er met genoegen bij, opdat wij niet vergeten.