Oorlogsboeken in de schaduw

Welke titels over de oorlog in Indië zou je onder de aandacht van  lezers van Indisch Anders willen brengen, vroegen we aan veellezer Peter van Zonneveld. Hij koos voor enigszins afwijkende boeken die naar zijn smaak te weinig aandacht hebben gekregen.

cover Indische Letteren
Peter van Zonneveld is voorzitter (en mede-oprichter) van de Werkgroep Indische Letteren

 

Wie de herdenking van 75 jaar Japanse capitulatie en de daarop volgende onafhankelijkheidsverklaring heeft gevolgd, kan niet meer volhouden dat er in Nederland weinig aandacht aan dit gebeuren is besteed. Omdat de ervaringen van de betrokkenen zo uiteenlopen, is de discussie over de bezetting, de bersiap en de dekolonisatie nog altijd niet verstomd. Integendeel. Die botsende meningen blijken juist nu, meer dan ooit, tot heftige confrontaties te leiden. Dat is heel begrijpelijk en misschien ook wel goed. Iedereen heeft recht op zijn eigen Indië. Er zijn de laatste decennia honderden boeken over dit onderwerp verschenen. Hieronder een paar opmerkingen over teksten die zich in mijn ogen onderscheiden van de meeste andere werken over die periode en enigszins in de schaduw zijn gebleven.

Indië vaarwel (1995) van Pans Schomper (1926-2010) beschouw ik als een uniek document. Opvallend zijn de directe toon, het ontbreken van elke literaire  pretentie, de afwezigheid van zelfbeklag en de aandacht voor taboe-onderwerpen. Het boek leest als een trein, niet alleen door de eerlijke stijl, maar vooral ook door de afwisseling van spannende, hilarische, ontroerende, gruwelijke en scabreuze momenten. De schrijver geeft de lezer een blik in een Japans bordeel en vertelt ook iets over seks in de kampen: vrouwen met jonge jongens, groepsmasturbatie en homoseksualiteit. Het meedogenloze optreden van de Japanners, die echter na de capitulatie hun rol als beschermers van de bedreigde Europeanen serieus namen. De levensgevaarlijke situatie van de Indo-Europeanen die buiten de kampen waren gebleven. De alom gevreesde Ambonezen tegenover de nietsontziende pemoeda’s. Het tragische lot van de Javaanse bediende Enoh, die zijn steun aan de familie van de hoofdpersoon met de dood moet bekopen. Het dappere, soms aan jeugdige roekeloosheid grenzende optreden van Pans Schomper zelf in kritieke situaties. Scènes die je niet snel vergeet. Een opmerkelijk boek van een sympathiek, genereus en joviaal mens, die zijn boek steevast op de Pasar Malam zat te signeren.

Pans Schomper en Medy van der Laan
Pans Schomper in 2006 met toenmalig staatssecretaris Medy van der Laan, die zojuist de Pasar Malam Besar officieel geopend had (foto Arenda Oomen)

 

Fred Lanzing (1933) heeft zijn herinneringen aan zijn Indische jeugd en zijn kamptijd beschreven in een boekje met de provocerende titel Voor Fredje is het kamp een paradijs {2007). Dat is een citaat uit het oorlogsdagboek van zijn moeder. In 1980 had hij in Maatstaf al een opvallend artikel gepubliceerd, ‘Geen school, geen schoenen, geen ouders’ waarin hij zich afzet tegen als ‘larmoyant’ omschreven kampliteratuur. Op laconieke wijze vertelt Lanzing nu in detail wat hem is bijgebleven. Ook bij hem ontbreken de humor en de taboe-onderwerpen niet. In die zin heeft het boek veel gemeen met Indië vaarwel. Typerend is het moment waarop hij als jongen van twaalf naar het mannenkamp moet. Andere moeders staan te huilen, maar zijn moeder zegt tegen hem dat haar Fredje het wel zal redden. Bij de presentatie sprak ik twee neven van de auteur, ongeveer even oud, die ook in het kamp hadden gezeten. Ik vroeg hen:  ‘Hebben jullie die tijd ook zo ervaren?’ Nee, antwoordden ze, ‘maar onze moeder was een zenuwpees.’ Opmerkelijk zijn z’n ervaringen met de beruchte Japanse luitenant Sone (anderen schrijven Sonei), die later als oorlogsmisdadiger ter dood is veroordeeld. Deze ontfermde zich over hem, omdat hij elders met Freds gevangen genomen vader — bij het uitbreken van de oorlog adjudant van de gouverneur-generaal —  te maken had gekregen. In allerlei opzichten wijkt dit boek dus af van de meeste andere kampliteratuur. Het heeft dan ook heftige reacties opgeroepen.

Fred Lanzing, foto Hans Kleijn
Fred Lanzing, met links Peter van Zonneveld, op een bijeenkomst van Indische Letteren in 2014 (foto Hans Kleijn)

 

Heel anders van toon zijn de herinneringen van Jan Lechner (1927-2016). Ik kende hem uit Leiden, waar hij hoogleraar Spaans was. Over zijn Indische jeugd wist ik niets, totdat in 2004 zijn boekje Uit de verte; Een jeugd in Indië 1927-1946 verscheen. Verrassend gedetailleerd kijkt hij terug op die periode, die hij ondanks alles als gelukkig heeft ervaren. Het is geen lofzang op tempo doeloe, maar ook geen afrekening met de koloniale samenleving, al verwondert hij zich achteraf wel over de bescheiden rol die de Indonesische bevolking daar voor de Europeanen in speelde, als een exotisch decor. Zijn verslag van de kamptijd is een feitelijk relaas en de weergave van hoe hij als jongen wist te overleven. Zonder wrok of verbittering evoceert hij een chaotische tijd, die hem naar eigen zeggen sterker heeft gemaakt, omdat hij zich toen al rekenschap gaf van de toekomst. Die combinatie van nauwkeurige beschrijving van wat hij heeft meegemaakt en de uitgebreide reflectie daarop, maakt dat dit werk binnen de Indische jeugd- en oorlogsliteratuur een geheel eigen plaats inneemt. Ik vind dat het boek — een van de beste in dit genre — tot dusver te weinig aandacht heeft gekregen.

Jan Lechner, foto Serge Ligtenberg
Jan Lechner in 2004, geïnterviewd door Remco Raben op de Pasar Malam Besar, nu Tong Tong Fair (foto Serge Ligtenberg)

 

Xaviera Hollander, wereldberoemd vanwege haar boek The Happy Hooker (1971), werd in 1943 in Soerabaja geboren. Na twee maanden werd zij met haar moeder geïnterneerd. Haar vader, de medicus Mick de Vries, de beste vriend van Simon Vestdijk, was al eerder gevangen genomen. In de eerste hoofdstukken van haar boek Kind af (2001) vertelt ze hoe haar vader door de Japanners werd gemarteld. Ook haar moeder, betrapt op het smokkelen van suiker om het aan haar zieke kind te geven, kreeg van kampcommandant Sonei en anderen de volle laag. Ze werd zo zwaar toegetakeld dat ze voor dood bleef liggen. De kleine Xaviera had haar moeder horen gillen toen ze geschopt en geslagen werd, en begreep niet waarom. Over deze en andere ervaringen en de gevolgen daarvan voor haar verdere leven gaat het begin van dit opmerkelijke, goed schreven boek.

Cover Kind af, Xaviera Hollander

 

Recent verscheen Tropenjongen (2020), een autobiografische roman van Sanatan de Jongh Swemer (1940). Zijn vader was kapitein bij het KNIL, zijn moeder een sterke Friezin. De oorlog overviel hen op Ambon, dat door de Japanners werd gebombardeerd — en later ook door de Geallieerden. Vader krijgsgevangen, moeder en kind met nog een kleine baby in kampen op Ambon en Celebes. De kamptijd vol sprekende details, de angstige dagen van vlak na de Japanse capitulatie, het vertrek naar het stijve Nederland, de terugkeer naar Indië, nu naar Madoera, waar zijn vader, inmiddels overste, als veiligheidscommandant van het eiland werkzaam is. Tenslotte het definitieve vertrek naar Holland vanwege de soevereiniteitsoverdracht. Het eerste deel van het verhaal is gereconstrueerd mede op basis van zijn moeders herinneringen en andere documenten. Boeiend, leesbaar geschreven, eerlijk en niet zonder zelfkritiek. Een Bildungsroman over het volwassen worden van een jonge man, die zijn Indische jeugd niet kan vergeten en steeds naar de tropen blijft verlangen, totdat hij uiteindelijk zijn bestemming vindt als stuurman op schepen die naar het Verre Oosten varen.

tropenjongen-sanatan-de-jongh-swemer

 

Het meest aangrijpende verhaal over de periode na 1945 is voor mij ‘De terugtocht’ (1953) van Jan Eijkelboom (1926-2008). Ik ken het uit de bloemlezing Bij het scheiden van de markt, samengesteld door Rob Nieuwenhuys. Het werd later opgenomen in Eijkelbooms bundel Het krijgsbedrijf  (2000). Ik las het bijna veertig jaar geleden voor het eerst; het maakte toen al diepe indruk. Het gaat over de relatie tussen een Nederlandse soldaat en een Javaans meisje. Hij ontmoet haar in een bordeel, maar gaandeweg ontstaat er een liefdesverhouding. Door de bewoners van de kampong waar zij verblijft, wordt zij als een collaborateur met de Hollanders beschouwd en mishandeld. Wanneer die Hollanders Java gaan verlaten, wordt alles haar teveel. Het einde is dramatisch. Dit verhaal wordt ingehouden van toon verteld. De stijl is sober, maar daardoor juist buitengewoon effectief. Ik ken geen tekst waarin het uiteengaan van oost en west zó indringend wordt weergegeven. De slotzin is typerend: ‘Ik groette haar en verdween haastig, zonder om te kijken.’

PETER VAN ZONNEVELD

Voor de Werkgroep Indische Letteren, zie www.indischeletteren.nl.