Schaamte die verkeerd terecht is gekomen

Griselda Molemans‘ onderzoek naar dwangprostitutie door het Japanse leger, Levenslang oorlog; De verzwegen slachtoffers van het Japanse Keizerlijk systeem van verkrachting en dwangprostitutie tussen 1932 en 1945, benoemt ook de schaamte die voor veel slachtoffers het leven extra zwaar maakte. Vilan van de Loo las het boek voor Indisch Anders: “Het is pijnlijk te lezen hoe deze schaamte verkeerd terecht is gekomen: niet bij de daders, wel bij de slachtoffers.”

Vrede op aarde is ideaal, alleen zit daarbij de oorlog in de weg. En hoe lang die oorlog kan duren, begrijp ik uit Levenslang oorlog, het boek van Grisela Molemans. Het onderwerp is even ellendig als belangrijk: het systeem van verkrachting, door de Japanners geperfectioneerd en uitgevoerd, ten koste van duizenden vrouwen, meisjes en jongens. Toen ik het boek uit had, voelde ik de Jappenhaat die ik van oudere generaties ken: gericht tegen al die militairen die dat wilden: een ander verkrachten. Maar er was ook een andere emotie, voortkomend uit datzelfde boek. Hoop en optimisme, geloof in het goede van de mens. Daarover later meer. Eerst het boek zelf.

Het gaat over de tientallen, honderden en duizenden mensen die voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog tot prostitutie zijn gedwongen door de Japanse overheersers. In Nederland kennen we het woord ‘troostmeisjes’, wat veel te vriendelijk klinkt voor de werkelijkheid die erbij hoort.  Het systeem van de dwangprostitutie werd door de Japanners ver voor de oorlog opgezet, in de loop der jaren geperfectioneerd en daarna als onderdeel van de imperialistische politiek in elk bezet land uitgerold, zo ook in Indië. Veel vrouwen hebben dit niet overleefd, omdat ze vermoord werden. Anderen leefden met schaamte en zwegen. Slechts enkelen hadden en hebben de moed zich uit te spreken.  Het is pijnlijk te lezen hoe deze schaamte verkeerd terecht is gekomen: niet bij de daders, wel bij de slachtoffers.

Griselda Molemans heeft een ontzagwekkend onderzoek naar dit systeem verricht en kan dan ook talloze case stories opvoeren. De vragen die Molemans daarbij stelt over erkenning, openbaarheid en financiën, staan voor een groot deel open. Zoals deze. Vrouwen die in bordelen moesten werken, kregen daarvoor geld, maar niet in eigen handen. De bedragen die op bankrekeningen werden gestort, hielpen mee de Japanse oorlogsindustrie te financieren. Vraag van de auteur, beter gezegd: de eis van de auteur:

De Japanse keizerlijke familie ten slotte dient openheid te geven over het aandelenpakket dat ze destijds bezat in zowel de Yokohama Specie Bank als de Bank of Taiwan: Op welke wijze heeft ze persoonlijk geprofiteerd van de grote rijkdom van beide banken, waar de verdiensten van slachtoffers van Japanse dwangprostitutie gestort zijn? Ondanks herhaaldelijke verzoeken reageert de Kunaicho (Keizerlijk Hof) niet op deze vragen. Ironisch genoeg predikt keizer Naruhito Reiwa (harmonie) door het boek over het oorlogsverleden te willen sluiten.

Na lezing van Levenslang oorlog weet je: dat gaat voorlopig niet gebeuren.

Collaborateurs
Dit is geen boek om gezellig mee op de bank te gaan zitten. Lezen in gedeelten is het beste, en dat kan goed door de ontwikkeling van het systeem van dwangprostitutie per hoofdstuk te volgen. Het systeem is nauwelijks te bevatten, en dan is er – ook in Indië – het particulier initiatief: mensen die in dwangprostitutie een verdienmodel zien. Zoals in Tjimahi:

Net zoals in andere bezette territoria collaboreren sommige ingezetenen met de vijand. In de garnizoensplaats Tjimahi is het de Nederlandse manager van hotel Berglust die een lucratieve handel drijft met ‘de Jap.’ Direct na de invasie heeft hij Hollandse en Indische jonge vrouwen aan hen uitgeleverd. Het hotel wordt getransformeerd tot een bordeel voor onderofficieren. Zelf gaat de manager regelmatig met de Japanners mee naar de kampong, op zoek naar inheemse jonge vrouwen.
Het soldatenbordeel bevindt zich aan de Gedong Delapan, recht tegenover het kampement van de 4de en 9de knil-bataljons. Al snel is duidelijk wie daar de mooiste meisjes zijn: Voor hun deur staat steeds een lange rij soldaten. (p. 170-171)

En in Bandoeng:

Een andere Nederlandse collaboratrice is Francisca Eckhart.
Ze runt de Theresia Club, een exclusief officiersbordeel gelegen aan de Telokbetongweg. In januari 1944 weet ze een vijftiental vrouwen in het interneringskamp Tjihapit in Bandoeng te ronselen met het vooruitzicht van ‘een bepaald salaris’ en ‘mooie kleren en lippenstift als beloning voor restaurantwerkzaamheden.’ Het wordt de aangelokte vrouwen na aankomst al snel duidelijk om wat voor ‘werkzaamheden’ het gaat. Ook een serveerster van een plaatselijk restaurant wordt benaderd met de valse belofte van ‘een hoger maandelijks inkomen.’
Eckhart blinkt uit in ‘het opzettelijk bevorderen van ontucht door derden met anderen.’ Ze brengt de serveerster en haar vijftienjarige dochter onder in haar eigen woning, waar beiden ter beschikking gesteld worden van een Japanner.  (p. 174-175)

Ja, vijftien jaar. Er waren ook meisjes en jongens onder de tien jaar die slachtoffer werden van het systeem. Het is die eindeloze reeks namen, leeftijden en soms grafische details waardoor je aan een hoofdstuk per keer genoeg hebt.

Maar verder lezen moet, uit een soort morele verplichting. Dat is een manier om te erkennen wat er toen gebeurde: het aanhoren, het willen weten, en zo bijdragen aan het kennen en onthouden. Ook dat is doorgeven van herinneringen, doorgeven van Indië.

Op hun beurt
Herhaaldelijk noemt Molemans hoe druk de bordelen bezocht werden, hoe veel mannen er per dag dezelfde vrouw wilden verkrachten, hoe “een lange rij Japanse soldaten met slechts een schaamlapje voor op hun beurt stond te wachten”.  (p. 156) Ik dacht: hoe kun je dat willen als man? Waren er ook Japanners die weigerden en hoe werd dat gezien? Hoe zit dat eigenlijk met mannen en seksualiteit in de oorlog? En nu vrouwen ook gevechtsfuncties hebben, zijn er dan ook bordelen voor vrouwen? Dat zijn vragen die in het verlengde van dit boek liggen en ik hoop dat er in een volgende editie een bijlage over kan komen.

Hoop
Gek genoeg is dit geen deprimerend boek. Wat ik al eerder zei: ik voelde ook hoop en optimisme. Dat kwam door andere case stories waarin vooral moeders zich opofferen: ze gaan met hun dochters mee, ze verbergen hun miskramen voor hun jonge kinderen, ze blijven in een bordeel in de hoop dat hun dochters gespaard blijven:

Onophoudelijk oefent het Japanse kampcommando druk uit op de geïnterneerde vrouwen om in het plaatselijke officiers-bordeel werkzaam te zijn. Wanneer geen vrouw zich vrijwillig meldt – en evenmin gehoor geeft aan het aanbod om in een ‘restaurant’ te werken – wordt intimidatie toegepast. Uiteindelijk wordt een groep van acht vrouwen naar de Shoko Club overgebracht, voorheen hotel Welgelegen. Het gebouw is volledig afgesloten door een hoog hek van bamboe. Zes van de acht vrouwen worden na enkele dagen weigering teruggestuurd. Keetje Ruizeveld kiest ervoor om te blijven: Daarmee voorkomt ze dat haar twee jonge dochters mogelijk gerekruteerd worden. (p. 168)

Wat een vrouwen, wat een liefde en wat een heldinnenmoed. Ze zijn in de minderheid geweest, maar ze waren er wel degelijk. En dat biedt u en mij reden voor optimisme. Levenslang oorlog  laat een duistere kant van de menselijke beschaving zien, maar hopeloos is het niet, zolang er vrouwen als deze moeders zijn.

VILAN VAN DE LOO

Griselda Molemans, Levenslang oorlog. De verzwegen slachtoffers van het Japanse Keizerlijk systeem van verkrachting en dwangprostitutie tussen 1932 en 1945, uitgeverij Quasar

Van Vilan van de Loo verscheen onlangs bij uitgeverij Prometheus Uit naam van de majesteit; Het leven van J.B. van Heutsz 1851-1924.

Deze week verscheen een artikel van Griselda Molemans bij Follow the Money over de opvang van vluchtelingen en oorlogsgetroffenen uit Indonesië, en met name de financiële afhandeling daarvan. In een podcast van Frederique de Jong vertelt zij meer over haar onderzoek. Deze podcast is ook te beluisteren via meerdere podcastplatforms.