Indië was alles — over het werk van Jill Stolk

De afgelopen jaren neemt de erkenning voor het Indische werk van schrijvers als Reggie Baay en Alfred Birney duidelijk toe, ook ‘buiten de Indische letteren’. Hun voorloper was Jill Stolk, vindt Marischka Verbeek, vooral met De zwijgende vader (1992); over hoe de ontberingen en de verschrikkelijke ervaringen bij vaders naar binnen kunnen slaan, en de jeugd van hun kinderen in het teken zetten van geweld en onveiligheid. Een persoonlijke terugblik op het werk van Jill Stolk, die op 2 januari jl. in Den Haag overleed.

cover Onder de bluawe sarong

“Hoe kan ik haar bedanken? Zij was de enige die het me uit kon leggen. […] Zij was de enige die de taal sprak waarmee ik me verwant voelde. Zij wist welke woorden ik nodig had om me opgenomen te voelen in de wereld van toen.” (Jill Stolk over Maria Dermoût in Indië was alles, alles, p. 170)

Eens in de zoveel tijd slaat het toe — het onbenoemde gevoel van melancholie en eenzaamheid, de kleine momenten in het drukke dagelijkse bestaan dat je even niet weet wie je bent. Een grijze dag vol deadlines bijvoorbeeld. Postkoloniaal heimwee overvalt je; je wilt een anker, een rustpunt, een weten. Op zulke momenten, zo weet mijn omgeving, roep ik steevast: ‘mijn tong snakt naar Indisch, ik moet Indisch, nú!’ En ik race naar de eerste de beste toko in de buurt (nog niet zo makkelijk in Utrecht) om een paar Indische hapjes in te slaan. Eenmaal weer thuis is het zaak zo snel mogelijk het buitgemaakte hapje te verslinden en dan begint van binnen een zonnetje te schijnen. Ik weet het weer: ik ben Indisch en dít is wat ik af en toe nodig heb.

Wat mijn omgeving niet weet, is dat die magische befaamde zin — mijn tong snakt naar Indisch! — van Jill Stolk komt. Zij beschrijft in Kleurverschil precies dit gevoel, als ze haar kind moet ophalen van school voor de lunch en ineens een noodstop bij de toko maakt om haar begeerde Indische hapje te bemachtigen. Kleuter ziet aan hoe alles éven moet wijken en wachten hiervoor, en vraagt dan ook een hapje. Hij leert een essentiële Indische les, en ik als lezer leerde mee. Dat is wat literatuur doet: een gevoel dat al bestaat vertalen in woorden, zodat je het kunt herkennen en er over kunt vertellen aan anderen.

Dit jaar begon met een verdrietig bericht: op 2 januari overleed Jill Stolk, auteur, musicus, yogadocente. Ik las het op Facebook en het raakte mij zeer. Terwijl ik haar nooit gekend hebt, nooit gesproken of ontmoet. En ik niet eens al haar werk gelezen heb. Maar wat ik van haar las, in de jaren ’80 en ’90, was heel belangrijk voor mij. Stolks boeken hebben mij gevormd en met mij ongetwijfeld nog veel meer mensen van de ‘tweede generatie’, de mensen die in de jaren tachtig jong of net volwassen waren en zich voor het eerst afvroegen: wie ben ik eigenlijk? Waarom ben/was ik niet hetzelfde als andere kinderen?

Foto van Jill Stolk door Hans Kleijn
Jill Stolk in 2012 (foto Hans Kleijn)

Ik groeide op in de jaren ’70 en ’80, in een klein dorp op de Utrechtse Heuvelrug. De multiculturele samenleving was er nog ver weg. Mijn klasgenoten, dorpsgenoten, de kinderen op de ponyclub waren allen wit. Ik wist door hun reacties op mij dat ik anders was, maar niet goed waarom.
Op mijn 16e ontdekte ik Geen gewoon Indisch meisje van Marion Bloem en daarmee in één klap de kracht van literatuur als het gaat om herkenning en identiteitsvorming. Bloem vertolkte voor mij als eerste auteur het Indische. Toch leek haar verhaal en beleving niet altijd op de mijne. Ik zocht door, at mij een weg door alle Indische literatuur uit die tijd en stuitte tot mijn intense opluchting al snel op een boek van Jill Stolk, Kleurverschil. Ja kijk, hier was iemand die ik echt begreep. Ze zei de dingen die ik voelde en ervoer; alsof ik een oudere zus tegenkwam die me vertelde hoe het leven in elkaar stak. Het leven als Indo met een dot Chinees bloed, als niet bloedmooi standaard sensueel meisje, als opstandig kind van de eerste generatie, met gevoel voor spiritualiteit en tegelijk een laconieke kordaatheid. Jill opende mijn ogen voor wat het betekent om Indisch te zijn in mijn generatie, de nakomelingen in Holland geboren van hen die hun wieg in Indië hebben staan en wiens jeugd/leven getekend is door de grote oorlogen, die van WO 2 en de bersiaptijd. Extra herkenbaar vanwege die door haar vaak benoemde scheut Chinees, een identiteit die bij andere Indische auteurs nog wel eens uit beeld blijft.

Jill Stolk was met haar romans Scherven van Smaragd, Onder de blauwe sarong en De zwijgende vader en haar bundel Kleurverschil de duidelijke vertolker van het tweede-generatiegevoel; de generatie die als eerste moest uitvinden wat Indisch zijn betekende als je geboren en getogen was in Nederland. De eerste generatie was nog met hoofd en hart in Indië en de tweede moest zich soms hard tegen hen afzetten om de eigenheid te kunnen definiëren. Jill beschrijft het haarfijn, op psychologische, soms dramatische wijze in de drie romans, met drie verschillende maar toch dezelfde vrouwelijke hoofdpersonen; en in de pittige, humoristische columns van Kleurverschil, waarbij ze noch de Indische wereld noch de Nederlandse samenleving spaart. Ze schrijft met een unieke stijl, een mengeling van sensitiviteit, strijdlust, Indisch zoeken naar woorden en heerlijke nuchtere humor. Jill heeft zo’n duidelijk eigen stem dat je haar schrijven direct herkent. Heel anders dan het lyrische, rauwe, poëtische of wat plechtstatige van andere bekende Indo schrijvers. Voor mij leest het als thuiskomen, het is de taal die ik versta.

Onder de blauwe sarong was een boek dat ik als jongere niet gelezen had, maar nu wel, en ik wilde dat ik het toen had gekend. In deze roman doet Jill Stolk iets unieks: ze koppelt de genderverwarring van haar hoofdpersoon Salma (een Indisch pubermeisje dat liever een jongen wil zijn) aan de postkoloniale erfenis: de vooroordelen van de buitenwereld over de sensualiteit van Indische meisjes, die door de Indische familie (m.n. ouders) worden geïnternaliseerd. Omdat buitenstaanders denken en verwachten dat Indische meisjes als exotische hapjes altijd beschikbaar zijn, worden vader en moeder enorm beducht voor dit effect en daardoor de dochter nog meer. Salma wil geen jongen zijn, maar wel als zodanig overkomen. Ze koopt jongenskleren en oefent in jongensloopjes, onder het toeziend oog van de onverschillig lijkende ouders, die pas blijk geven dat ze dit opgemerkt hebben wanneer Salma weer eens ‘als meisje’ gekleed gaat. Dan barst de vader in afkeer en woede uit. Ik was verrast de zo modern lijkende genderthematiek aan te treffen in dit boek uit 1986. Nergens anders heb ik dit fenomeen zo helder beschreven gezien: de vervreemding van een Indisch meisje van haar eigen lichamelijkheid.

Los van de waarde van haar oorspronkelijke literaire werk is het hoogtepunt uit Stolks oeuvre voor mij de bundel Indië was alles, alles. Hierin gaat Jill op zoek naar verhalen van de eerste generatie, in een serie unieke interviews met mensen die Indië, de oorlog en de bersiaptijd hebben meegemaakt. Zij zoekt hen op en laat hen vertellen, maar het zijn geen standaardinterviews: Jill laat haar stijl en weergave passen bij degene die de verhalen vertelt, zodat elke geïnterviewde zijn of haar eigen stem behoudt. De verhalen zijn dus brokkelig, onlogisch, met hiaten en verspringingen in de tijd, de anekdote eerst, het gevoel pas (veel) later. Ze slaan dingen over en houden zomaar op terwijl er duidelijk nog meer is. Indischer kan het niet, ik hoor de vertelstijl van mijn eigen familie. Jill is als een kameleon aanwezig: bij sommige mensen vertelt ze mee en grijpt ze hoorbaar in, bij andere is ze vrijwel onzichtbaar, al naar gelang de verteller. Zo geeft ze een vrijplaats aan deze bijna verdwenen generatie en herinneringen, en maakt ze zelf de stap van opstandigheid en kritiek naar respect en begrip. Symbolisch is het onvergetelijke echtpaar met de bijnamen De man met het eiland op zijn rug en De Chinese vlinder, dat ze instinctief waarneemt als haar échte ouders. Deze mensen begrijpen haar en zij hen, veel beter dan haar eigen (zwijgende) ouders. Jill wil hen alsnog als ouders adopteren maar ziet ook dat die wens een noodsprong is: een futiel verlangen van de tweede generatie om alles wat er nog aan verhalen is, voor uitsterven te behoeden.

Het indrukwekkende boek besluit met een drietal korte teksten van Jill zelf, waarin ze opnieuw haarscherp essentiële Indische thema’s beschrijft. Zoals de erfenis van de angst: “Ik kijk middenin de angst van de Indo. De vooroorlogse angst, te weten voor discriminatie, de angst voor de Japanner tijdens de oorlog, de angst voor de Indonesiërs, tijdens de Bersiap, na de oorlog. De angst voor het volk waarvan zij zelf ook het bloed dragen. (curs. van mij, MV)
De angst voor de toekomst. Zullen we kunnen blijven in het land waar ons hart ligt? […] Al deze angsten zijn verworden tot één grote angst, ongrijpbaar, want ik ken het niet zelf […]. Is angst overdraagbaar? […] Kun je zonder te vertellen je nachtmerries doorgeven aan je kinderen? Ja dat kan.” (p. 151)

Workshop yoga met Jill Stolk
In 2016 gaf Jill Stolk tweemaal een workshop ‘Yoga Tong Tong’ aan het begin van de festivaldag (foto Dick de Jager)

De afgelopen jaren zijn deze thema’s weer volop in de aandacht, en de erkenning voor schrijvers als Reggie Baay en Alfred Birney neemt duidelijk toe, ook in de Nederlandse letteren. Eindelijk dan.
Jill was hun voorloper — vooral met De zwijgende vader (1992); over hoe de ontberingen en de verschrikkelijke ervaringen bij vaders naar binnen kunnen slaan, en de jeugd van hun kinderen in het teken zetten van geweld en onveiligheid. Waar schrijvers nu lof en prijzen krijgen, zoals de Libris Literatuur Prijs 2018 voor De Tolk van Java, bleef de erkenning en waardering voor Stolk ver achter. Ze lijkt zelfs een beetje vergeten te zijn. Haar laatste roman Ademtocht stamt uit 2011 en trok nauwelijks aandacht, en haar bekendere eerdere boeken zijn al lang niet meer in druk.

In mijn ogen verdient Jill Stolk juist een ereplekje in de canon van de Indische letteren, en haar werk nadere bestudering en herwaardering. Ik pleit dan ook voor een herdruk van al haar boeken, vooral voor de nieuwste generatie Indo’s die op zoek zijn naar de niet-vertelde verhalen en hun eigen identiteit. Al is het maar opdat ook zij weten uit te leggen waarom je af en toe midden op de dag naar de toko rent. Met je Indische tong.

MARISCHKA VERBEEK

Marischka Verbeek (1966) is eigenaar van boekwinkel Savannah Bay in Utrecht. Daarnaast is ze coach, trainer, recensent en programmamaker onder de noemer Transforming Stories.

Donderdag 30 mei praten Marischka Verbeek en Pamela Pattynama om 12.30 uur onder de titel ‘Een originele Indische stem van de tweede generatie’ over het werk van Jill Stolk in Studio Tong Tong op de Tong Tong Fair.

Foto bovenaan: Jill Stolk in 2013 op de Tong Tong Fair, door Henriette Guest