Als je de cijfers leest is het altijd weer even schrikken; de samenstelling, de uitrusting en de omvang van het KNIL bij de Japanse inval in Indië, januari 1942, worden in Royal Netherlands East Indies Army 1936-42 door militair historicus Marc Lohnstein, assistent-conservator in Bronbeek, compact op een rij gezet. Esther Wils las en bekeek het gefascineerd.
Een kleine 114.000 man telde het KNIL toen het Indië moest verdedigen tegen de Japanse inval, en daar kwamen nog enkele duizenden Australiërs, Engelsen en Amerikanen bij. Een flinke overmacht op de 55.000 Japanners, en toch hield het verzet op een enkele uithoek na maar zeer kort stand.
Marc Lohnstein neemt deze periode en de aanloop ertoe onder de loep in zijn korte maar doorwrochte uitgave Royal Netherlands East Indies Army 1936-42 (het boekje telt 48 pagina’s waarvan vele vol illustraties staan). Een greep uit de factoren die aan de snelle nederlaag hebben bijgedragen.
Het KNIL zat midden in een overgang van een organisatie met de taak de interne veiligheid in de kolonie te waarborgen – voor verdediging in een oorlogssituatie was het aanvankelijk niet toegerust; vandaar dat Nederland zich bij voorkeur neutraal verklaarde – naar een leger dat de verdediging van Indië op zich zou kunnen nemen. Na flinke bezuinigingsronden was in 1936 een begin gemaakt met uitbreiding van het aantal manschappen en het moderniseren van het wapentuig, maar vanzelfsprekend haperde vanaf 1940 de levering daarvan. Lohnstein geeft zeer exacte overzichten van de aantallen en typen tanks, vliegtuigen, (machine)geweren, klewangs en wat dies meer zij, ongetwijfeld bijzonder boeiend voor de liefhebbers.
Voor transport, communicatie en fouragering was het KNIL grotendeels aangewezen op de civiele structuren en de lokale faciliteiten en leveranciers, wat zorgde voor oponthoud. Als je leest dat het eigen, draagbare infanterie radiostation slechts een bereik had van 10 kilometer, en dat de Japanse inval plaatsvond tijdens de natte moesson, waardoor de radioverbinding ook nog gehinderd was, dan kan je je voorstellen dat men vaak met de handen in het haar moet hebben gezeten.
Van de 114.000 KNIL-militairen was de overgrote meerderheid Javaans, Menadonees, Ambonees, Timorees en van de overige regio’s afkomstig – in 1929 had maar 20,76% de Europese status (het waren voornamelijk totoks en Indo’s); in 1941, toen uit noodzaak uiteindelijk de dienstplicht voor Indonesiërs was ingesteld, moeten het er percentueel nog minder zijn geweest. Het hogere kader was van meet af aan overwegend ‘Europees’, de Indonesiërs werden ingezet buiten hun regio van herkomst; deze maatregelen verraden het besef dat het niet vanzelfsprekend was om tegen je eigen landsmensen te vechten, noch te allen tijde de belangen van de kolonisator te verdedigen, en die simpele waarheid wreekte zich toen de oorlog een feit was: velen ‘deserteerden’. (Mogelijk heeft de bres in de machtsverhoudingen ook burgers geïnspireerd hun assistentie te staken.)
Hybride
De uitgave van Osprey Publishing, in de serie Men-at-Arms, is een opmerkelijke hybride; de fotobijschriften bevatten zowel informatie over de lotgevallen van de gefotografeerden als over hun uniforms en verdere attributen. In het hart van het boekje zit een kleurenkatern met getekende illustraties – al liggen er duidelijk foto’s ten grondslag aan de tekeningen (luitenant generaal H. ter Poorten wordt zelfs met naam genoemd en heeft een zeer realistisch ‘kantoorlichaam’, in tegenstelling tot de pronte mannen van de actie).
Interessant is dat alle modellen ook naar herkomst getypeerd worden; zo zien we een Menadonese rifleman, een Eurasian seaman, een Dutch driver van het Women’s Auto Corps en zelfs een Chinese volunteer van de Civil Air Defence. Hier is ook het Rijksmuseum naar op zoek, blijkens een uitspraak van Martine Gosselink, hoofd Geschiedenis, tijdens een forum in Pakhuis de Zwijger op 13 september jl.: het museum is bezig maar liefst een miljoen objecten en de daarop figurerende personen opnieuw te beschrijven om van de koloniale terminologie af te raken – zelfs ‘inheems’ is uit den boze.
Ik had het tijdens een fotodeterminatiedag in Bronbeek weleens meegemaakt: aan minieme onderdelen van het uniform kan een foto gedateerd en de rang & functie van de betreffende militair vastgesteld worden – en dat was natuurlijk destijds ook de bedoeling, maar het blijft verbazend wat een specialist eraan ziet. Voor wie deze details te ver voeren: Lohnstein schreef onder de titel ‘Het KNIL bereidt zich voor op oorlog’ ook een overzichtsartikel voor de Bronbeek Museumkrant 2018#1, waarin twee lopende tentoonstellingen worden gepresenteerd. Wie de vaste opstelling, Katjongs in Colditz en/of Gevangen in beeld gaat bekijken, kan de krant gratis meenemen. Wellicht is de jaarlijkse Week van de koloniale geschiedenis, van 21 tot 28 oktober, een mooie aanleiding om er langs te gaan.
ESTHER WILS
Tekst en samenstelling: Marc Lohnstein, illustraties: Adam Hook, Royal Netherlands East Indies Army 1936-42, Osprey Publishers, € 14,–, o.a. te koop in de museumwinkel van Bronbeek
Foto (collectie Bronbeek) bovenaan: Bandoeng 1939, het naar herkomst gemengd samengestelde detachement van de Proefafdeling Vechtwagens poseert na een vierdaagse mars. Alleen kapitein J.H.J. Brendgen (links) draagt het oude veldtenue met de opstaande kraag en een klewang, de anderen zijn gekleed in het nieuwe M36 veldtenue met een ‘overhemdkraag’ [eigen vertaling EW]. Allen dragen de klassieke bamboe KNIL-hoed, hebben M11 pistolen aan hun riem en verrekijkers over hun schouder.