Vandaag is de 160e geboortedag van Pa van der Steur, de zendeling die eind negentiende eeuw in Magelang op Java het tehuis “Oranje-Nassau” stichtte en jarenlang leidde, waarin hij naar verluid zevenduizend kinderen opving. Zij noemden zichzelf Steurtjes, en richtten de Bond van Oud-Steurtjes op, die nog steeds bestaat. Bij veel Indische mensen is zijn naam nog bekend, zeker bij hen van wie een voorouder bij Pa van der Steur heeft gewoond. Tien jaar geleden verscheen bij Stichting Tong Tong de biografie van Pa van der Steur door Vilan van de Loo, gebaseerd op uitgebreid archiefonderzoek. Daaruit bleek dat Pa zijn werk o.a. zo lang kon uitvoeren dankzij een groot talent in persoonlijke fondsenwerving. Maar ook beschrijft de biografie zijn jongensjaren in Haarlem, de invloed van de Zevende Dag Baptisten, zijn hartstochtelijke vechtlust die hij als Middernachtzendeling bezat, en de achtergrond van zijn vertrek naar Nederlands-Indië. Vanwege Pa’s geboortedag publiceren we vandaag een fragment uit Johannes ‘Pa’ van der Steur (1865–1945): zijn leven, zijn werk en zijn Steurtjes.

De Bond van Oud-Steurtjes
Het jaar 1929 is een ontzettend zwaar en moeilijk jaar geweest; ik heb tijden gehad, dat ik mijn werk niet deed met liefde, maar feitelijk met tegenzin en soms met een gevoel van bitterheid, omdat en doordat er zoo ontzettend veel veranderd is in de geest der tijden, dat maakt het werk heel zwaar…
De tijd van ‘gewoon’ doorgaan was voorbij, getuige deze woorden die Van der Steur begin 1930 schreef. De tijdgeest drukte op hem. De werkloosheid van ‘zijn’ Steurtjes, de subsidie die ingetrokken was en een andere mentaliteit in de maatschappij, het waren problemen waarmee hij moeilijk kon omgaan. Hij begon zijn leeftijd te voelen. In 1930 werd hij 65 jaar en de ouderdom kwam met gebreken. Steeds vaker klaagde de man die alleen wilde werken over het ongemak van fysieke kwalen. Zo schreef hij in een poging tot luchtigheid in oktober 1931: “Ik heb pleuritis en een koppige long, die niet meer zoo wilde werken als ik het gaarne had, maar ’t is boven verwachting vlug genezen.” Ook voelde hij “een groote vermoeidheid”. Van der Steur dacht vooruit, als steeds. Er was altijd een of ander jubileum op komst dat een geldinzameling rechtvaardigde, maar nóg verder lag dat andere. Zijn dood. Herhaaldelijk sprak hij over het besef “eenmaal te zullen sterven”. Daarom trof hij maatregelen: nieuwe statuten bepaalden wat er na zijn dood moest gebeuren met het tehuis. In artikel drie stond: “Bij overlijden of ongeschiktheid van Pa van der Steur zal ’t Protestantsche Kerkbestuur te Batavia, in overleg met het Gestichtsbestuur te Magelang, een opvolger benoemen.” Hij hield geen rekening met zijn echtgenote, want zeggenschap kreeg ze niet. Na de dood van Van der Steur diende er een nieuwe vereniging te komen, bepaalde een ander artikel, die zijn werk moest voortzetten: “de Opvoedingsgestichten, het niet-kerkelijk gekleurd Militair Tehuis en het werk van het Hulpfonds voor gepensioneerde militairen, ambtenaren, beambten, weduwen van elken landsaard. Alle roerende en onroerende goederen, effecten, enz. zijnde het eigendom der oude gestichten, worden door de nieuwe vereeniging overgenomen.” Het universum van Van der Steur was wèl gegroeid. Een plattegrond in een uitgave van De Kleine Bode in 1931 toonde een aantal van maar liefst veertig gebouwen.
Ook gegroeid waren de Steurtjes. Velen van hen waren volwassen en stonden op eigen benen. Oranje-Nassau bleef evenwel voor hen het ouderlijk huis, en nu dat door het intrekken van de regeringssubsidie in nood verkeerde, sloten zij zich aaneen om hun ‘Pa’ te helpen. In 1931 werd een ‘Steurtjes-Vereeniging’ opgericht, met als eerste doel Oranje-Nassau te helpen en als tweede doel elkaar op het goede pad te houden dan wel te brengen. In 1935 doopte de Vereeniging zich om tot de Bond van Oud-Steurtjes, kortweg B.O.S. genoemd. De steun van de B.O.S. was praktisch, door structureel en incidenteel geld te sturen, en moreel.
Niet alleen Van der Steur was moe, zijn echtgenote was dat evenzeer. In 1929 had zij aan een nichtje op ietwat treurige toon geschreven: “Volgende week ben ik al 22 jaar hier en [ik heb] nog nooit vakantie gehad.” In dezelfde brief schreef ze over juffrouw Otto (1875–1936), de leidster van het kleintjeshuis, zoals ze dat vaker deed. Deze Henriette Otto was in 1916 in Magelang aangekomen, om waarschijnlijk vanwege de “intieme vriendschap” met Marie van der Steur-Zwager haar intrek in het tehuis te nemen. De kinderen moeten veel van haar gehouden hebben: haar naam veranderde snel van ‘lieveling’ in ‘Pling’.
VILAN VAN DE LOO
Johannes “Pa” van der Steur (1865-1945): zijn leven, zijn werk en zijn Steurtjes, door Vilan van de Loo, vormgeving Sabrina Luthjens, hardcover, met fotokaternen, 168 pagina’s, met leeslint. ISBN 978-90-78847-09-0, € 24,50.
Foto bovenaan: Vilan van de Loo maakte voor Stichting Tong Tong ook een expositie over Pa van der Steur die in 2015 op de Tong Tong Fair te zien was. Hierin lag de nadruk op de Steurtjes. De expositie is aangepast met meer informatie over de militairen die Pa van der Steur aanvankelijk opving, voor herplaatsing in Museum Bronbeek. Een derde variant van de expositie bevatte extra informatie over zijn tijd in Haarlem, voor Museum Haarlem. Vormgeving van de expositie: Locomotiv Rotterdam en Making Waves uit Den Haag.
