Jarenlang onderzoek door Herman Keppy — in openbare archieven, maar ook door middel van interviews met betrokkenen en nabestaanden — leidde vorige maand tot de publicatie van Zijn jullie kerels of lafaards? De Indische en Indonesische strijd tegen de nazi’s 1940-1945, een rijk geïllustreerd naslagwerk. Journalist Coos Versteeg — zelf bezig met onderzoek naar een episode uit de Haagse oorlogsgeschiedenis — las het en is onder de indruk.
De eerste tien jaar na de Tweede Wereldoorlog leek het alsof de communisten in Nederland het monopolie op het verzet tegen de Duitse overheerser hadden gehad. Dat was ook niet zo verwonderlijk. Met name in communistische kringen waren grote offers gebracht; velen sneuvelden voor een vuurpeloton of in een concentratiekamp.
Het was voor de Duitsers ook een peuleschil geweest om de ondergrondse CPN’ers op te rollen. Al jaren voor de oorlog hadden Nederlandse inlichtingendiensten de leden van de communistische partij zoveel mogelijk in kaart gebracht, een activiteit die het eerste jaar onder de bezetting nog gewoon doorging. SD en Gestapo hadden in de zomer van 1941 de dossiers voor het grijpen.
Begin jaren tachtig sprak ik met diverse oud-verzetsmensen uit niet-communistische kringen; mannen met een militaire achtergrond en een aantal streng gereformeerden. Het werd me al snel duidelijk hoe hoog het hun zat dat ‘die rooien’ de strijd tegen Hitler altijd claimden. Ondanks hun koninklijke onderscheidingen en soms eervolle posities leefde er een gevoel van onderwaardering en miskenning. Het waren niet alleen communisten en socialisten geweest die voorop gingen, luidde de boodschap. En er kwamen oude illegale blaadjes, vervalste persoonsbewijzen, officiële papieren en soms zelfs een oud vuurwapen op tafel als bewijs.
Indische jongens
Hoe moet het gevoeld hebben voor de mensen die nauwelijks of geheel geen waardering hebben gekregen voor hun verzet tegen het fascisme? Die zelfs nooit een onderscheiding hebben gekregen. Het boek Zijn jullie kerels of lafaards? van journalist/schrijver Herman Keppy vraagt aandacht voor de grote groep Indische en Indonesische strijders tegen de nazi’s. ‘Indische jongens’, noemt Keppy ze: een vrij diverse groep van totoks (blanke Hollanders), Indo’s (van gemengd bloed) en volbloed Indonesiërs, die met elkaar gemeen hebben dat hun wieg in de Oost heeft gestaan.
Het zijn jonge mannen (en enkele vrouwen) die vanwege verlof, familiebezoek of studie in Nederland verblijven op het moment dat de Duitsers op 10 mei 1940 het koninkrijk binnenvallen. Bijna Nederlandser dan de Nederlanders pakken zij in naam van Oranje de wapens op tegen de bezetter.
Het opmerkelijke is dat onder veel Indonesiërs al geruime tijd het ideaal van een eigen onafhankelijke republiek leeft. Maar zelfs binnen de nationalistische vereniging van Indonesische studenten Perhimpunan Indonesia geldt dan dat de strijd tegen het Nederlandse kolonialisme maar even moet wachten. Eerst moet Hitler worden aangepakt. De kwestie van de onafhankelijkheid komt daarna wel. Het is een standpunt waar de Duitsers absoluut niet bij stil staan en het duurt wel even voor men dit beseft.
Indische jongens — in de betekenis die Herman Keppy hanteert — zijn in de meidagen van 1940 al volop betrokken bij de Slag om Den Haag. Zoals reserve tweede-luitenant vlieger Harry Pauw, die vanaf Ypenburg opstijgt om het gevecht aan te gaan met een overmacht van snelle en wendbare Messerschmitts. Al een half uur later vindt hij — samen met boordschutter Leo Ballangée — de dood.
Eenzelfde lot wachtte KNIL-luitenant vlieger/waarnemer Willy Künzel. En sergeant-vlieger Olaf Douwes Dekker wordt uit de lucht geschoten na een mislukte poging de Moerdijkbrug te bombarderen; bedoeld om de Duitse opmars te stuiten. De titel van het boek is trouwens ontleend aan een uitspraak van de Indische luitenant Jan Nout, die met gebalde vuisten voorop gaat in de man-tot-man-gevechten tegen de Duitsers in het dorp Valkenburg. Jan Nout zal later actief worden in de illegaliteit en uiteindelijk in concentratiekamp Sachsenhausen worden gefusilleerd.
Slot Colditz
Maar liefst 37 van de 68 beroepsofficieren en cadetten die na de capitulatie weigeren de Duitse erewoordverklaring te tekenen (waarin zij moeten beloven geen strijd tegen Duitsland te zullen ondernemen), hebben hun wortels in Nederlands-Indië. Meer dan de helft. Zij behoren tot het KNIL en worden met de rest van de weigeraars in juli 1940 als krijgsgevangen op transport gesteld naar het slot Colditz, in het oosten van Duitsland. Zes van hen weten daar later te ontsnappen.
Maar het Indisch verzet tegen de Mof kent vele vormen. Naast die militaire strijd in de eerste oorlogsdagen en de erewoord-weigering zijn er de Indische jongens die in de maanden daarna naar Engeland vertrekken om te worden opgeleid tot RAF-piloot, spion of saboteur. Deze Engelandvaarders zijn veelal afkomstig uit de studentenwereld. De in Soerabaja geboren totok Soldaat van Oranje Erik Hazelhoff Roelfzema en zijn Indo-kompaan Peter Tazelaar zijn daarvan bekende voorbeelden, maar wie kent Andries Hielcert (uit Djember), Ferdinand Middelkoop en Hendri Duijkers (beiden uit Soerabaja)? Om er maar een paar te noemen.
Haagse Bomenbuurt
En wie kent Eddy Latuperisa, Francis Hetharia, Dewi Noto Soeroto of Hans Salomonson, die actief werden in de illegaliteit? Of Lex Dekens, Paul Drost, Hans Eckenhausen of Otto en Max Kaya? Vooral in de Haagse Bomenbuurt wonen tijdens de oorlogsjaren veel Indische Nederlanders die zich bezig houden met onderduikers, illegale pers, spionage, het vervalsen van persoonsbewijzen en andere officiële papieren, overvallen op distributiekantoren om voedselbonnen voor ondergedoken joden te bemachtigen en eigenlijk alles wat de bezetter maar kan raken. Rudi Jansz en Tutti Webb zijn de spil in het Indisch verzet in Den Haag en onderhouden ook contacten met andere groepen in het land, totdat ze tegen de lamp lopen. Wonderbaarlijk genoeg overleven ze de oorlog, waar zoveel sobats het grootst denkbare offer brengen.
Het rijk geïllustreerde boek Zijn jullie kerels of lafaards? vertelt een complex, fragmentarisch en versnipperd verhaal. Maar dat kan ook bijna niet anders omdat de geschiedenis — en deze geschiedenis in het bijzonder — complex, fragmentarisch en versnipperd is. Er lopen zoveel verhaallijnen door elkaar, er gaan zoveel gebeurtenissen in elkaar over. Auteur Herman Keppy heeft gekozen voor thema’s, afgewisseld met korte biografieën en kleine historische uitstapjes. Want hoe moet je anders een Indisch meisje als verzetsheldin Reina Prinsen Geerligs, in 1943 gefusilleerd, een plek geven? Hoe kun je anders licht werpen op de geldinzamelingsacties in Nederlands-Indië om voor de Britten nieuwe Spitfire jachtvliegtuigen en bommenwerpers aan te kopen ten behoeve van de strijd tegen Hitler?
Twaalf jaar
Herman Keppy (1960), bij wie zelf Moluks bloed door de aderen stroomt, heeft twaalf jaar onderzoek voor dit boek verricht. Dat was vaak moeilijk en emotioneel, want de helden van weleer zijn getekend en hebben maar zelden verhalen met een happy end. Wie overleefde, moest voort met ’t verdriet familie en vrienden te hebben verloren. Was het niet hier, dan wel in Jappenkampen. Hun geliefde Indië, het land van hun jeugd, bestond niet meer en het na-oorlogse gehavende Holland had weinig oog voor hun leed. Ook voor de huiswaarts gekeerde Indonesiërs was het geen feest. Ze raakten verzeild in een nieuwe oorlog, nu voor hun eigen onafhankelijkheid. Soms vochten ze zelfs tegen oude kameraden uit de strijd tegen de nazi’s.
Maar zelfs nadat alle wapengekletter voorbij was, bleek het geluk ver weg. Weinig verzetshelden uit de wereld van Indische jongens kregen de eer en waardering die zij verdienden. Ze kregen geen plek in de geschiedschrijving. Er werden geen kazernes of straten naar ze vernoemd. Het regende geen erebaantjes of koninklijke onderscheidingen. En ze stonden niet vooraan bij herdenkingen en kransleggingen. Het monument dat zij verdienen, moest — 75 jaar na dato — door Herman Keppy in de vorm van dit boek worden opgericht.
COOS VERSTEEG
Herman Keppy, Zijn jullie kerels of lafaards? De Indische en Indonesische strijd tegen de nazi’s 1940-’45, Uitgeverij West.
Foto bovenaan: Drie Indische jongens in dienst van de RAF voor een barak in Engeland. Van links naar rechts vliegtuigtelegrafisten Andries Hielckert (uit Djember), Ferdinand Middelkoop en Henri Duijkers (beiden uit Soerabaja) (foto familie Hielckert)