‘De atlasvlinder’ van Aya Zikken herlezen

Eva van Geleuken las voor de rubriek Herlezen De atlasvlinder van Aya Zikken, een boek over een meisje op de rand van volwassenheid dat vijftig jaar geleden al indruk op haar maakte. Ruim 65 jaar na het verschijnen wekt de vertelkunst in De atlasvlinder nog steeds bewondering.

cover van De atlasvlinder

In mijn ouderlijk huis stond De atlasvlinder van Aya Zikken op een prominente plaats in de boekenkast. Noch mijn moeder, noch mijn vader had Indische roots of anderszins een verleden dat met Indië te maken had – en helaas kan ik ze nu niet meer vragen wat ze precies vonden van dat boek. De eerste druk verscheen in 1958; ik heb het ergens in de jaren zeventig gelezen. Voor deze rubriek haalde ik een exemplaar uit de bibliotheek: dit is een jubileumuitgave uit 2009, ter ere van de negentigste verjaardag van Aya Zikken. Hoewel ze in totaal meer dan dertig titels op haar naam heeft staan, wordt De atlasvlinder in het algemeen steeds als haar beste boek beoordeeld. Zelf herinner ik het mij ook als een indringend boek met een mysterie rond die vlinder: het schijnt dat deze soort een spanwijdte kan bereiken van wel 30 centimeter!

De hoofdpersoon uit het boek is de dertienjarige Gembyr Egeli, die met haar ouders in een klein plaatsje in Nederlands-Indië woont. Het verhaal wordt vanuit haar perspectief verteld, in de derde persoon – en in de verleden tijd. Op de eerste pagina ontdekt Gembyr de atlasvlinder al: die is neergestreken op een plantenbak die op de voorgalerij staat. Die dag barst ook de eerste regen van het jaar los. Gembyr is diep onder de indruk van de vlinder, die volgens haar de boodschapper is van een grote verandering die op komst is:

‘Ze blies zacht in de richting van de vlinder maar die bewoog zelfs de vleugels niet. Dat betekende dat het wonder zou blijven en dat de atlasvlinder zijn plaats had gekozen. Gembyr begon te neuriën en liet het geluid aanzwellen tot de trilling in haar voorhoofd ondraaglijk werd. Ze barstte los in een luid zingen dat onhoorbaar bleef. Ze vond nieuwe woorden die nooit eerder gesproken, nooit eerder gedacht waren en nieuwe melodieën. Het werd een botsen van geluid op geluid, een opbieden tegen de kracht van de wind, tegen de vindingrijkheid van de elementen. Bij dat geluid was ook het denken makkelijk. Het denken was niet langer een aaneenschakeling van woorden die binnen in het hoofd bleven hangen. Het was een groep van beelden, steeds wisselend en variërend in kleur.’

Uit dit fragment blijkt al dat Zikkens heldin een meisje is dat opgaat in haar observaties – niet alleen van de overweldigende natuur om haar heen, maar ook van de mensen in haar omgeving. Ze is geen klein kind meer, maar ook nog lang niet volwassen. Ze luistert haar ouders af, die zich afvragen hoe het verder moet met hun dochter, die op blote voeten rondzwerft, met een aap op haar heup. School is een vervelende bijzaak in haar vrije leventje, vooral sinds haar beste vrienden daar, Scotch en Ferdie, in de stad naar een vervolgschool zijn gegaan en alleen nog in de vakanties naar huis komen. Dan blijkt dat ze veranderd zijn: Scotch heeft keurige dameskleren aan en Ferdie is bezig met verliefdheden op oudere meisjes. Toch zegt hij – nog steeds – tegen Gembyr dat zij voor altijd zijn meisje is: dat leidt natuurlijk tot grote verwarring bij haar. Ook bij de volwassenen om haar heen ziet zij nu allerlei aanwijzingen die te maken hebben met relaties en seksualiteit. Een en ander neemt nog toe na een andere grote verandering: de komst van een nieuwe onderwijzeres en haar nichtje Oetari naar het dorp. Beide dames gaan relaties aan met dorpsbewoners, zoals Gembyr vanaf een van haar schuilplaatsen ontdekt. Als klap op de vuurpijl vertellen haar ouders dat ze als gezin gaan verhuizen naar Java! Ze weet niet hoe ze op deze mededeling moet reageren en zoekt haar heil in de bijgebouwen, waar de bedienden verblijven.

‘“We gaan naar de stad,” zei Gembyr. Ze haalde diep adem. Ze zei luid: “De aap en de eenden en Pepi, die moeten we ergens heenbrengen. Misschien in de kampong, Jot, misschien is er iemand in de kampong die ze wil hebben.”’

Dan blijkt dat al deze belangrijke figuren in haar leven niet meegaan naar Java – dat zij blijkbaar niet bij Gembyrs familie horen. “Niemand heeft mij iets verteld”, besluit ze verdrietig.

Aya Zikken door Serge Ligtenberg in 2007
Aya Zikken tijdens een interview in het Bibit-Theater op het Tong Tong Festival in 2007 (foto Serge Ligtenberg)

Aya Zikken ruimt veel plaats in voor liefdevolle beschrijvingen van al deze mensen, hun huizen en bezigheden – naast die van de uitbundige plantengroei en de dieren in Indië. Zelf groeide ze daar ook op, tussen de twee wereldoorlogen. Toch is De atlasvlinder daarmee niet louter een boek over vervlogen tijden, in een onbereikbare wereld. De beschrijving van Gembyr, op de drempel van volwassenheid, is buitengewoon treffend. Ze begrijpt dat haar onbezorgde kinderjaren voorbij zijn; blijkbaar zijn er in de Indische samenleving rangen en standen waar zij eerder geen idee van had. Wat gaat er nog meer veranderen en welke invloed kan zij daar zelf op uitoefenen?

Bij herlezing was ik al met al onder de indruk van Zikkens vertelkunst. Ik verwachtte een directere rol van de atlasvlinder zelf, maar hij fladdert op een dag weg en blijkt dus vooral een symboolfunctie te hebben. Het boek verdient inderdaad een prominente plek in ieders boekenkast en ik ga op zoek naar andere romans van Aya Zikken!

EVA VAN GELEUKEN

Zwart/wit-foto bovenaan van Aya Zikken afkomstig van uitgeverij In de Knipscheer