De geschiedenis herhaalt zich – ook aan de Kaap

Op woensdag 31 mei is de wereldberoemde Zuid-Afrikaanse schrijver Dan Sleigh te gast in het Tong-Tong-Theater, voor een lezing onder de titel ‘Gemengde cultuur, gedeeld verleden in Zuid-Afrika’. Zijn werk als archivaris lag ten grondslag aan zijn historische romans, die dat verleden tot thema hebben. Ena Jansen schreef speciaal voor Indisch Anders deze introductie van Dan Sleigh, waarvan een verkorte versie in de papieren editie is gepubliceerd.

In 2004 zag ik een van de grootste boekadvertenties ooit. Op Schiphol, aan de zijkant van een ‘wandelband’, rolde de voorkant van een boek voort; meters- en meterslang, dag en nacht. Het ging om Stemmen uit zee, een blauwgroen omslag met een zeventiende-eeuwse afbeelding van de Tafelberg. Het boek was geschreven door Dan Sleigh, een toen in Nederland totaal onbekende schrijver.

Zelfs al had de wereldberoemde André Brink dit boek ‘dé grote roman van Zuid-Afrika’ genoemd en het hoogstpersoonlijk in het Engels vertaald, het lag zeker niet voor de hand dat het ook in Nederland zou verschijnen. Eilande, zoals het boek in het Afrikaans heet, was immers meer dan 670 pagina’s dik en speelde in een zo goed als vergeten tijdvak, de eerste vijftig jaar van de VOC-betrokkenheid aan de Kaap: 1652 tot ongeveer 1700.

Misschien wel twee eeuwen lang had modern Nederland weinig belangstelling voor de oude Kaapse geschiedenis. Over de Boerenoorlog, de apartheid en vooral Mandela wist men veel, over de grimmige geschiedenis van Kaap de Goede Hoop bijna niets. Verhalen over Batavia en de Indonesische archipel, dáár had men oren naar. Voor de Kaapse geschiedenis had men nauwelijks aandacht, zelfs al was de Kaap van levensbelang voor de zeeroute naar de Oost, en was Indië het uiteindelijke doel van alle Nederlandse schepen die in de Tafelbaai aanmeerden.

Dankzij Lidewijde Paris, destijds uitgever van Querido, kreeg de gelauwerde vertaler Riet de Jong-Goossens de opdracht Sleighs roman in het Nederlands te vertalen. De titel Eilande (2003) werd veranderd in Stemmen uit zee (2004). Het dikke boek liep als een trein, bijna zoals een rollende wandelband. Het heeft verschillende drukken beleefd, is nog steeds in de handel en is ondertussen klassiek te noemen.

In Zuid-Afrika won Sleigh alle belangrijke literaire prijzen op een rij. Publishers Weekly beschreef de Engelse vertaling als ‘een adembenemend, verreikend opus’ en Times Literary Supplement oordeelde: ‘met vaart geschreven, uitgroeiend tot een Homerische grandeur’.


Ruwe tijden
Uit interviews met Sleigh is bekend dat hij decaden eerder reeds begonnen was met Stemmen uit zee, maar dat hij het pas voor publicatie gereed maakte nadat hij de schrijfster Dalene Matthee die ook over de vroege Kaapse geschiedenis een roman wilde schrijven, had geholpen met archivalisch onderzoek. Matthee’s Pieternella van die Kaap (2000) was een bestseller; Sleighs roman Eilande drie jaar later een literaire sensatie.

Eilande is een epos, bevolkt door honderden personages die zich aan de zuidpunt van Afrika bewegen in de ruwe en wrede omstandigheden tijdens de tweede helft van de zeventiende eeuw. Het verhaal is gebaseerd op historische figuren die de historicus Sleigh zeer goed kende uit de archieven. Door de ogen van zeven echt-bestaande mannen die allemaal door het lot aan de Kaap terecht waren gekomen wordt het leven van twee echt-bestaande inheemse Khoi-vrouwen gevolgd: Krotoa en haar dochter Pieternella. Sleigh verweeft karige “ware” feiten met verbeelde, maar waarschijnlijke gebeurtenissen en relaties.

Krotoa was maar een jaar of tien toen haar oom Autshomao haar naar het pasgebouwde Fort aan de Tafelbaai bracht en voorstelde dat zij op de kinderen kon passen. Zij had een talent voor talen en leerde spoedig goed Nederlands spreken. Van Riebeeck begon haar als tolk te gebruiken voor zijn onderhandelingen met de Khoi, de oorspronkelijke bewoners van de Kaap. Krotoa werd door de Nederlanders Eva genoemd en ook zo gedoopt.

De tweede vrouw waarover door het zevental mannelijke vertellers wordt verteld, is Pieternella, de mooie oudste dochter van Eva en Pieter van Meerhoff, de Deense chirurgijn die door Sleigh met zijn Deense naam Peter Havgard wordt genoemd. Aan het begin van het boek staat terecht: ‘Zeven van ons, of ten minste zeven, hebben dezelfde vrouw van voor haar geboorte tot na haar dood in het hart gedragen.’ Zowel Pieternella als haar moeder waren vrouwen tussen culturen; het leven van vooral Krotoa eindigde bijzonder tragisch.

Interessant is dat Sleighs roman de ingewikkelde Kaapse geschiedenis ook met het oog op de tegenwoordige tijd verwoordt. Zo schrijft hij: ‘Zo herhaalt de geschiedenis zich: de eerste keer als tragedie, de tweede keer als klucht. De ene cirkel wordt een volgende, niemand merkt het op. De grote zee stroomt voort en verandert niet.’

De eerste vijftig jaar
De overkoepelende verteller van de roman is een scriba, de Leidse Johannes de Grevenbroek (1644 – ca. 1725) die jarenlang aan de Kaap heeft gewerkt. Aangrijpend vind ik vooral het laatste gedeelte, ‘De klerk’. De Grevenbroek zit in een door de motten aangevreten toga gekweld te schrijven in een buitenkamer op een boerderij dichtbij Stellenbosch. ‘’n Skrywer met ’n onvoltooide manuskrip is ’n siek mens. Altyd bedruk, gespanne’ – zó wordt over hem geschreven. Zijn doel is een boek te voltooien over de eerste vijftig jaar van de Nederlandse aanwezigheid aan de Kaap. De Grevenbroek bezwijkt bijkans onder het gewicht van de reisverslagen en notulen van de VOC die als basis voor zijn historisch werk dienen. In 1695 is het Latijnse boek voltooid onder de titel Elegans et accurata gentis Africanae circa Promontorium Capitis Bonae Spei vulgo Hottentotten nuncupata Descriptio epistolaris. Pas in 1886 werd het in het Nederlands gepubliceerd.

Misschien was Sleigh even bedrukt en gespannen als De Grevenbroek terwijl hij greep probeerde te krijgen op de complexiteit van de Kaapse contact zone, op de ontmoetingen tussen de inheemse bevolking, passanten en de eerste blijvers. Net zo min als De Grevenbroek ontbrak het hem aan schrijfervaring. Sleigh debuteerde in 1974 met een dichtbundel en had al acht jeugdboeken op zijn naam staan toen hij aan zijn vuistdikke roman begon. Als archivaris kende hij de archieven op zijn duimpje. Tijdens zijn loopbaan heeft hij meters en meters documenten verkend, ook ten behoeve van een indrukwekkend proefschrift. Zijn dissertatie verscheen als Buiteposte in een handelseditie. Het gaat over het maritieme rijk van de Nederlanders tussen 1602 en 1795 aan de Kaap, en de invloed daarvan op de plaatselijke bevolking.

1795
Sleighs grote kennis van de Kaapse geschiedenis in de VOC-tijd loopt als een gouden draad door zijn leven en werk, en komt nu weer tot uiting in zijn recent verschenen roman 1795 (2016). 1795 is een indrukwekkende en noodzakelijke aanvulling op Stemmen uit zee; over geen detail in verband met klederdracht, architectuur, wetgeving aan de Kaap, handel en de mislukte verdediging van de Kaap hoeft de lezer te twijfelen.

In 1795 zijn de Nederlanders bijkans 150 jaar lang de baas aan de zuidpunt van Afrika. Een zeer diverse gemeenschap heeft zich daar ondertussen ontwikkeld. Het is Sleigh vooral te doen om de grote verschillen tussen blijvers en passanten; met name het ongenoegen van Kaapse burgers over de VOC-dienaren. De zogenaamde vrijburgers, VOC-dienaren die een boerderij waren begonnen, beklaagden zich reeds vanaf de zeventiende eeuw over het monopolie van de Compagnie, de onrechtmatige privé-handel door de beambten en de geringe mate waarin de burgers in de overheidsorganen van de Kaap vertegenwoordigd waren. Behalve de Hollandse boeren zijn er ook steeds meer andere aan de Kaap geboren mensen die zich niet Nederlands maar Kapenaar voelden. De VOC is aan het eind van de achttiende eeuw op het randje van bankroet. Terwijl de Kapenaars zeer begaan zijn over het lot van Kaapstad en de dorpen zoals Stellenbosch lijkt het alsof het de Nederlandse regering onverschillig laat dat de Engelsen de Kaap willen overnemen. Nederland delft op 7 augustus 1795 dan ook het onderspit tijdens de Slag om Muysenburg (het tegenwoordige Muizenberg).

Net als in Stemmen uit zee kiest Sleigh voor een zeer overtuigende verteller, een boekhouder en scribent, hoofd van de zogenaamde pennisten of klerken die vanaf 1652 de eerste geschiedschrijvers van de Kaap zijn geweest. Deze William van Reede van Oudtshoorn heeft een uitstekende positie om commentaar te leveren op de laat-achttiende-eeuwse Kaap. Hij houdt van de kleine stad, van de Tafelberg. Hij wil dat er scholen en een universiteit komen, dat de Kapenaars zichzelf regeren, dat zij het voorbeeld van de republikeinse patriotten in Amerika volgen.

Al lezend vóél je de frustratie van de historicus Sleigh wanneer hij William, die dan zelf ook een belangrijke functie in de Kaapse regering heeft, zware kritiek laat uiten op gouverneur Sluysken, en  – met name – kolonel Robert Gordon, de bevelhebber van de troepen.

Over de ontdekkingsreiziger Gordon (1743-1795) heeft Luc Panhuysen onlangs een boeiend boek geschreven, Een Nederlander in de wildernis. Het is duidelijk dat Sleigh een véél minder bewonderende visie op Gordon heeft.

Iedereen die een rol speelde in dat spannende kruispunt-jaar 1795 komt intens tot leven in Sleighs roman. Hij voert hen tijdens enkele wintermaanden op in hun huizen en de straten van het kleine maar kosmopolitische Kaapstad. William van Reede van Oudtshoorn leeft in zijn mooie huis Saasveld vervreemd van zijn wettige vrouw. Zijn liefdesgeschiedenis met de Franse weduwe Francine geeft de roman een wat sentimentele maar prachtige dimensie van passie.

Sluitstuk
Waar Stemmen uit zee over de pionierstijd aan de Kaap ging, is 1795 het sluitstuk van de Nederlands-Kaapse geschiedenis. Dat Sleigh zegt met dit boek zijn schrijversloopbaan te beëindigen, is tegelijk ontroerend en ontstemmend. De wereld zoals hij die kende lijkt tot een einde te zijn gekomen: thans overheerst het Engels steeds meer over het Afrikaans en de vele inheemse talen, de corruptie viert hoogtij en het lijkt de bewindhebbers absoluut niet te kunnen schelen wat er met het land gebeurt.

In essentie is de roman een zeer goed gedocumenteerde herschepping van een voorbijgegaan tijdperk. Op een subtiele wijze laat Sleigh eveneens zien dat alles uit die periode relevant is voor de actualiteit van vandaag, vooral wanneer het gaat om verzet tegen verraad, en om opstand tegen het verlies van cultuur en taal.

ENA JANSEN

Ena Jansen (1951) was vijftien jaar lang hoogleraar Zuid-Afrikaanse letterkunde aan de Universiteit van Amsterdam. Van haar verscheen vorig jaar bij Uitgeverij Cossee Bijna familie; Huishoudsters in het Zuid-Afrikaanse gezin.

Dan Sleigh geeft woensdag 31 mei 2017, 14.15 uur, een lezing in het Tong-Tong-Theater op de 59e Tong Tong Fair, getiteld ‘Gemengde cultuur, gedeeld verleden in Zuid-Afrika’.

Foto van Dan Sleigh door Michael Hammond