Smoke on the water. Alfred Birneys tolk  van Java

In dertig jaar schrijverschap heeft de vader van Alfred Birney altijd op de achtergrond meegeloerd, in de nieuwe roman staat hij in het volle licht. Toch vindt Edy Seriese het autobiografische element in Birneys romans van ondergeschikt belang. De tolk van Java won op 8 mei jl. de Libris Literatuur Prijs.

“Autobiografische mokerslag die de clichés over Nederlands-Indië verpulvert” staat er op de omslag van de tweede druk van Alfred Birneys De tolk van Java. Ja, als het om Indische literatuur gaat valt de term autobiografisch graag, ook al is ‘t een dom cliché. Clichés zijn altijd waar, én ze betekenen niks meer. Alfred Birney, schrijver, Indische jongen, schrijft net als Keuls, Bloem, Holman, Baay, Van Dis en zo, over het recente verleden van de Indische cultuur, een ingrijpende periode van pakweg 1925 tot nu waarin die cultuur uit Azië naar Europa verhuisde. Vandaar hun onderwerpen: de oorlogen (Japanse tijd, vrijheidsoorlog, Nieuw-Guinea), de landverhuizing, de inburgering in Nederland (maar Californië is in opkomst), de relatie met Indonesië. En ja al die dingen heeft ook Birney of zijn naaste familie echt meegemaakt. Indische literatuur van nu gaat ook graag over het Indische binnenhuis. Over de familieverhalen, de herkomst, over eten en koken, muziek, over rang en stand en ras, op z’n best indrukwekkende pogingen om de wisselwerking te doorgronden tussen de wereldgeschiedenis en levensverhalen. En ja dat doet Birney ook allemaal, ook in De tolk van Java. Dat die schrijvers, inclusief Birney, zich daarbij vaak beroepen op een via-via teruggevonden beschimmelde koffer met onbegrijpelijke teksten, is een bekend motief, als verschijnsel beslist het onderzoeken waard. Maar schrijvers putten bij het schrijven nu eenmaal uit eigen en andermans leven. Dus ja hoor: Birneys werk is autobiografisch. Alleen: wat doet het ertoe? Het betekent niets. Het is een quasiwetenschappelijke term om tegemoet te komen aan de vigerende GTST-behoefte in Nederland, en aan het DWDD-streven om ook van schrijvers BN-ers te maken waar iedereen álles van afweet. Of hooguit is ‘t een neokoloniale term waarmee koloniale wandaden — fictie of non-fictie — aan Indo’s kunnen worden toegeschreven, qua (post)koloniaal cliché. Al.

Over het werk van Birney zegt de term autobiografisch niets. Want Alfred Birney is een schrijver. Zo een die een oeuvre bouwt, langzaam maar zeker. Niet door er elk jaar wat romans uit te slingeren, zoals een Herman Brusselmans. Of een stapel arrogante teksten waarin alleen hijzelf kan wonen, zoals eerder Mulisch. Of een oeuvre als een dichtgemetseld Hollands Huis zoals eens Vestdijk. Birney is een heel ander type schrijver. Een soort straatvechter, nee, tai chi-strijder, voor wie het schrijven is als het ten dans vragen van de man in the long black coat, een daemon lover. Die schrijver die zijn medestrijder besluipt, betast, beproeft, omsingelt en/of djitakt (die Indische bijna verlammende tik met de knokkel bovenop je hoofd!), en dan opeens bedwingt in de vorm van een tekst, soms met jarenlange tussenpozen, en altijd tijdelijk.

Want Birney is altijd dezelfde schrijver, wat hij ook schrijft. De ondertitel van De tolk van Java spreekt weer boekdelen: Waarin herinneringen van een kamerolifantje, de memoires van een oorlogstolk gehamerd op een schrijfmachine, onderbroken met verhalen, brieven en gemopper van de oudste zoon, becommentarieerd door zijn broer. Er zijn mensen en er zijn herinneringen en die herinneringen worden door die mensen gemaakt, verteld, doorverteld, geschreven, beschreven, opgetypt en becommentarieerd. Het werk van een schrijver. In De tolk van Java zijn de mensen: een zoon (en een broer), en een vader (en een moeder), verbonden door herinneringen. De herinneringen beslaan bij elkaar bijna een eeuw, van pakweg 1925 tot nu. Maar Birneys punt is niet: hoe mep ik mijn privéleven in een boek te beginnen bij de gruweldaden van mijn ouders, of: hoe sluit ik lekker aan bij de zo vaak dubieuze belangstelling van Nederland voor hun voormalige kolonie? Zijn vraagstuk is: hoe schrijf ik de ultieme én de beste tekst, een die in vorm en inhoud gelijkelijk de wereld uitdrukt waarin ik leef? Dus: hoe schrijf ik een roman, de literaire vorm bij uitstek immers waarmee werelden gebouwd worden.

Om die vraag te beantwoorden probeert hij aanhoudend van alles, there are no mistakes in life immers. Een verhaal, nog een verhaal, een essay, een novelle, columns, polemiek, nog weer een verhaal, bloemlezing, een verhalenbundel, een roman, een trilogie zelfs, een indrukwekkende bibliografie inmiddels van pogingen de ultieme én de beste roman te schrijven. Het dichtstbij kwam hij met Yournael van Cyberney. Internetinkt van Alfred Birney. Uitgebreid met de top-1000 van de Indische bellettrie uit 2001, al was het maar omdat hij daarin besloot cultureel niet langer onzichtbaar te blijven. De ik-persoon is schrijver. In een uitgekiende compositie van alle genres en stijlen die hij dankzij alle eerdere pogingen beheerst, in een exposé van alles wat hem na aan het hart ligt, schrijft hij zijn wereld. Er is geen plot, geen psychologie, geen ontwikkeling, geen loutering. Er is kesasar (mis-plaatst), een Indisch woord dat heel precies en liefdevol het gevoel uitdrukt op een zijspoor te leven en dat je dat is overkomen. Bij Birney is dat gevoel zijn wereld, zijn thuis. Er is geen huis, geen land, geen landschap zelfs, alleen die virtuele locatie. De materiële wereld is niet meer dan een plaats waar allerlei dingen gebeuren. Voor de ik-figuur in Yournael is de liefde voor zijn zoon een soort vlot, waarop hij in die wereld kan blijven drijven.[1]

Birney schrijft dus geen traditionele romans, al lijkt (ook) De tolk van Java door titel, ondertitel, hoofdstukindeling (als spekkoek), paragrafen met subtitels, motto (van Bob Dylan), opdracht (aan de ouders) daar verdacht veel op. Té verdacht. Ceci n’est pas un roman, dit is een roman van Birney. Onder de subtitel ‘Gitaar en schrijfmachine’ geeft pagina 1 een uitputtende — en verpletterende — opsomming van alle gruwelijke gebeurtenissen die de tolk van Java op zijn zijspoor heeft aangericht en overkomen is. Zodat we dat alvast weten: daar gaat dit boek dus niet over, het zijn slechts de herinneringen van de vader, verteld aan de zonen. De schrijver schrijft zijn wereld. Daar is geen vaste grond onder de voeten, een plaats van gruwelijke herinneringen waarop de vader machteloos hamerend op schrijfmachine en zonen ronddrijft. People just float, zong Dylan al. De ik-persoon is gitarist. Over hem gaat het boek. Hij is hier zelf een zoon; de tolk van Java is zijn vader, een vader met een kapotte gitaar waar hij nooit aan mocht komen. De wereld is een plaats van gruwelijke gebeurtenissen, echte en vertelde, reële en herinnerde. Hij is de zoon die al die herinneringen, zoals gebeurd, verteld, doorverteld, herverteld, opgetypt, herschreven en becommentarieerd, vastlegt in een “in memoriam mijn ouders”; there’s smoke on the water since. De zoon is schrijver. Een die de vader verslaat met diens eigen wapenen: de gitaar en de schrijfmachine. Om zelf drijvende te blijven. De vader (en moeder) is dood. Er is geen haat meer, geen strijd, geen spiegelbeeld zelfs. Maar een roman. Een magistrale.

Sinds Edward Said weten we dat de roman eens het literaire vehikel bij uitstek was om het koloniale gedachtegoed te verspreiden en te rechtvaardigen. Birneys keuze voor de roman om zijn onromantische wereld te verwoorden is op zich dus al een prachtcommentaar op het genre. Daarenboven verbetert hij het: hij upgradet het tot een locatie die hem, kesasar, precies past. Hij is een schrijver. Zo een die met zijn wapenen het gevecht van karakter verandert én andersom. Er zal wel weer een laaange tussenpoos zijn tot de volgende titel. Het is het wachten waard.

EDY SERIESE

[1] Edy Seriese, ‘Cyberney: een virtueel huis voor de Indische cultuur’ www.iwi-nu.nl > lezingen

Edy Seriese (1950) is directeur van het Indisch Wetenschappelijk Instituut (IWI), projectleider van de Stichting Indische Cultuur (SiC) en beheerder van de digitale IWI-collectie op www.iwicollectie.nl.

Alfred Birney, De tolk van Java, uitg. De Geus

Op 2 juni 2017 interviewt Jacqueline Bel om 15.30 uur Alfred Birney t.g.v. zijn 30-jarig schrijverschap in het Tong-Tong-Theater van de 59e Tong Tong Fair.

Foto’s: Alfred Birney in 2016 op de Tong Tong Fair, geïnterviewd door Ricci Scheldwacht, door Caro Bonink