De Indische eeuw van mijn oudoom

Bijna 700 pagina’s tellen de memoires van wijlen Jan van Vleuten, onderdeel van het Van Vleuten-familiearchief. Jans neef Diederik baseerde een succesvolle theatervoorstelling op de belevenissen van zijn oudoom, onder de titel Daar werd wat groots verricht. De tournee liep van 2010 tot in 2012. Begin 2018 verscheen het gelijknamige boek – dat inmiddels ook al een heleboel lezers heeft bereikt. Esther Wils las het voor Indisch Anders.

 

Pekalongan 1906 – Blaricum 1989: in deze basisgegevens over het leven van Jan van Vleuten is al een heel verhaal vervat. Geboren in Indië, gestorven in het land waar het grootste deel van zijn familie oorspronkelijk vandaan kwam, na een kleine eeuw die getekend was door snelle economische groei en crisis, wereldoorlogen en de dekolonisatiestrijd. Jan heeft er middenin gezeten, als employé van de Nederlandsch-Indische Landbouw Maatschappij, als krijgsgevangene en als inspecteur en opziener voor zijn oude werkgever, om in 1954 voorgoed uit Indonesië te vertrekken. ‘Wij zijn maar holle vaten, waar de wereldgeschiedenis doorheen spoelt’, luidt het motto van Etty Hillesum uit 1941, dat zijn neef, theaterman Diederik van Vleuten, meegaf aan het boek over zijn oudoom Jan. Vanuit een afstandelijk standpunt is dat waar (en voor de joodse Hillesum aan het begin van WO II een gruwelijke werkelijkheid), maar Jan was bij uitstek een doener, die leefde naar zijn mogelijkheden en beperkingen. Aan het eind van zijn leven was hij zwaar gedesillusioneerd; inderdaad had de tijd steeds opnieuw zijn werk uitgewist, maar wat vooral bijblijft van het boek is Jans strijdlust. Ook het optekenen van zijn levensgeschiedenis, op suggestie van een therapeut, was een daad die veel emotie en energie kostte. Zijn ongelooflijke collectie souvenirs van een leven, in het boek afgebeeld, toont dat hij het ‘holle vat’ dat hem was toegemeten tot het uiterste heeft gevuld en stevig aan dat leven vasthield.

 

Advertentie uit de Java-Bode, 1 september 1883

Van hot naar her
Met ruim 350 pagina’s, rijk aan bijzonder mooie illustraties, heeft het boek de helft van de omvang van Jans manuscript, maar het is zeer zorgvuldig in elkaar gezet en maakt een complete indruk. In hoofdstukjes die zijn opgezet als intermezzi worden aparte periodes behandeld uit de familiegeschiedenis, die steeds ook raken aan algemene thema’s van het koloniale leven. Daarbij valt onder andere op  hoe mobiel het karakter van die samenleving was. Zo lezen we dat de Van Vleutens fortuin maakten met het houden van venduties: de doorverkoop van inboedels van de rondtrekkende Europese beroepsbevolking — Didericus van Vleuten (uit 1835) was als vijftienjarige stuurmansleerling richting de Oost vertrokken en al piepjong ondernemer geworden. Jans grootmoeder Jacqueline van der Mandele ging in 1879 voor doktersbezoek met de boot naar Nederland — het hoogzwangere zusje van Louis Couperus was ook aan boord — en maakte met haar vijf kinderen een schipbreuk mee bij de Golf van Aden.

Jacqueline en Maria Carolina, circa 1880

Vooral één van die kinderen, Maria Carolina, ziet er zeer Indisch uit — haar moeder Jacqueline heeft ook wat getrokken ogen en zeer brede jukbeenderen; zij zou ook Slavisch kunnen zijn. Die opvallende oogjes hebben ook de andere kinderen, maar Maria — die later de moeder zou worden van de beroemde voetballer Beb Bakhuys — is een typische Indische schone.

Maria Carolina van der Mandele en haar bruidegom Hermanus Bernhardt Willem Bakhuys, oktober 1898

Gek genoeg wordt er nergens in het boek gerept van mogelijke Aziatische invloeden in de familie. Jan noemt zichzelf een ‘kenner’ op dit vlak; als het om een vriend van hem gaat, die op het landbouwcollege Elsenburg waar ze naar school gaan (in Zuid-Afrika!) bezoek zal krijgen van zijn ouders, luidt het:

‘Ab [van der Hardt Aberson] had wel wat anders aan zijn hoofd. Zijn moeder was een Indo-Europese vrouw. Een kleurlinge dus. Alleen een “kenner” als ik wist dat er Indisch bloed in hem zat. Om vervelende vragen te ontlopen hing Ab maar geen foto van zijn moeder aan de muur. Toen zijn ouders hem op Elsenburg wilden opzoeken werd hen dat ten sterkste afgeraden.’

Gerardina Wilhelmina ‘Deetje’ Beissel von Gymnich- Damme

Zou Jan zelf geen foto van zijn vriendinnetje Deetje hebben opgehangen? Ook zij was duidelijk Indisch, net als haar broer en Jans goede vriend Boeng Damme. Die laatste had Jan ontmoet toen hij — als zwakke leerling — naar het internaat Beresteyn (in Voorburg) werd gestuurd. Daar verbleven veel jongens wier ouders in Indië zaten.

Vriendenclub op Beresteyn. Zittend links: Jan, staand, tweede van links: Boeng Damme.

Dat de helft van de jongens op de foto’s Indisch is, wordt ook niet benoemd. En hoe zou Jan zichzelf hebben waargenomen? Zijn bloedeigen zus Helena Francijntje (Zus) heeft sterk Indische trekken, hijzelf heeft een ranke bouw en de snel kleurende huid van zijn vader, die een kenner ook voor Indisch zou  aanzien — zie het dubbelportret boven dit artikel.

Zus van Vleuten, achter haar Hemmy van den Wall Bake, november 1929

 

Kleurenblind
Er valt over dit boek veel meer te zeggen dan alleen over het Indische herkomstaspect — of het ontbreken ervan. Jan was nog geen tien jaar oud toen hij met zijn broer Sam werd achtergelaten in Leiden om naar school te gaan, een dramatische gebeurtenis die veel kinderen uit Indië is overkomen. Jans rol als pionierend planter was zacht gezegd uitdagend, en de vele omzwervingen in opdracht van zijn werkgever waren moeilijk te hanteren. De chaos na de Japanse inval wordt door zijn aantekeningen zonneklaar, het leed van de kampen evenzeer.

Toch blijft die kleurenblindheid van de samensteller verbazen. Jan wordt bij zijn internering aanvankelijk vastgezet met veertig ‘volbloed Europeanen’, later wordt hij na een mishandeling wel gemasseerd door een ‘Indische jongen’. Hijzelf is duidelijk wel bezig met de kleur van de mensen om hem heen — en hij kan toch niet over het hoofd gezien hebben dat zijn vrouw Aukje, zijn grote liefde na Deetje Damme, ook duidelijk Indische trekken had.

Jan en zijn verloofde Aukje van der Werff, Sumatra 1936

Er wordt niet over gerept. En dat is jammer, want dat maakt dat het boek toch iets ouderwets houdt; heel lang is het beeld van Indië bepaald door totoks, het Indisch perspectief is — ongelooflijk maar waar — nog altijd voorbehouden aan een kring van ‘ingewijden’, terwijl de groep gemengdbloedigen al snel vele malen groter was dan de ‘raszuivere’ Hollanders. Dat kan alleen verklaard worden door het feit dat Indische mensen zichzelf lange tijd niet als zodanig benoemden — ze zagen zichzelf in de eerste plaats als Nederlanders —, of zich, zo blijkt, niet eens bewust waren van hun Aziatische voorouders. Of die touch of the tar brush wijselijk hebben genegeerd, of verklaard met een charmante scheut Italiaans bloed.

Naar verluidt heeft Diederik van Vleuten wel geaarzeld; ook hem is die mooie foto van Maria opgevallen en hij heeft hier en daar rondgevraagd of iemand haar kon plaatsen. Je kunt je ook niet voorstellen dat zijn adviseur, journalist en schrijver Peter Schumacher, er niets over heeft opgemerkt. Die was dik bevriend met wijlen Huib Deetman, een van de meest rabiate voorvechters van het Indo-verhaal — ze vormden samen de redactie van het tijdschrift Blimbing. Ad van Liempt, die een voorwoordje bij het boek schreef en de uitgave kennelijk volgde, heeft nog wat te leren. Hij noemt de djongos van Jan van Vleuten, die Jans koffer met fotoalbums tijdens de oorlog onder zijn hoede nam, ‘de Indische huisjongen’.

Overigens heeft uitgeverij Hoogland & Van Klaveren, bekend om haar fraaie uitgaven, kosten noch moeite gespaard voor dit boek; het is gedrukt op een royaal formaat waarop de foto’s, documenten en persoonlijke briefjes zeer goed uitkomen. Er is ook een uitklapkaart opgenomen waarop heel Nederlands-Indië te zien is, met de plaatsen waar de Van Vleutens — Jan in het bijzonder — hebben gebivakkeerd.

Mij verbaast wel de keuze voor het omslag; de lezer heeft Jan leren kennen als een innemende, wat verlegen man, maar op de gekozen foto kijkt hij strak in de lens en lijkt hij, in zijn djas toetoep, op de prototypische koloniaal. In combinatie met de titel — een ironische knipoog naar J.P. Coen, volgens Diederik — word je even op het verkeerde been gezet. Hoewel Jan er ook zeker geen vooruitstrevende ideeën op nahield. Hij was simpelweg onderdeel van die curieuze ‘koloniale en postkoloniale situatie’, door Remco Raben in zijn oratie Wie spreekt voor het koloniale verleden zo treffend gekenschetst: ‘Diversiteit, onbepaaldheid en verwarring vormen de essentie’.

ESTHER WILS

Diederik van Vleuten, Daar werd wat groots verricht, Hoogland & Van Klaveren

Op de afbeelding bovenaan zijn de ouders van Jan van Vleuten te zien op hun huwelijksdag, 11 januari 1898 te Pekalongan. Hun volledige namen: Samuel Cornelis Simon van Vleuten (1871-1939) en Huibertha Anna Carolina van der Mandele (1877-1926).