Deel 2 in de serie ‘Het voetspoor van Indische boeken’
Vilan van de Loo is neerlandica en biografe; behalve van mevrouw Kloppenburg schreef zij inmiddels de levensverhalen van Beata van Helsdingen-Schoevers, Lin Scholte, Johannes ‘Pa’ van der Steur en Melati van Java – op de laatste promoveerde zij. Haar specifieke interesse voor de vrouwelijke schrijvers uit Indië komt tot uiting in een speciale website: Het damescompartiment online, naar de enigszins denigrerende kwalificatie die Rob Nieuwenhuys in zijn Oost-Indische Spiegel hanteerde, nu omgesmeed tot geuzennaam. Haar nieuwe project betreft het leven van de roemruchte J.B. van Heutsz, van wie zij onlangs een brief publiceerde. Op 28 mei, 16.30 u houdt zij op de Tong Tong Fair een lezing onder de titel ‘De grote twaalf. Indische boeken die Nederland veranderden’.
In 2008 stond ik op het achtererf van het oude huis. Bodjongweg 80, Semarang. Daar had de Indische kruidengeneeskundige mevrouw Kloppenburg jarenlang gewoond. In mijn bezit was een foto waarop ze op precies dezelfde plaats stond als ik nu. Ze was dichterbij gekomen dan ik ooit had kunnen denken. Het huis stond te koop. Maar ’t was boven mijn budget.
Dankzij mevrouw Kloppenburg heb ik Indië ontdekt. Ik had wel hier en daar iets gelezen over haar kruidengeneeskunde, maar een biografie bleek niet te bestaan. Veel informatie was er evenmin te vinden. Toen ik uit boosheid over het ontbreken daarvan besloot maar zèlf dat boek te gaan schrijven, moest ik op zoek. Nee, niet naar archieven. Naar mensen die iets konden weten. En naar Indië, dus zo ging ik als vanzelfsprekend naar de Tong Tong Fair, toen nog Pasar Malam Besar. Ik herinner me nog steeds hoe verbijsterd ik door de paden liep. Zo veel Indische mensen had ik nog nooit bij elkaar gezien, en wat waren er veel ouderen, ze wisten vast nog veel over vroeger. Elke keer wanneer er een grote bus arriveerde, ging ik kijken: alweer oude tantes en ooms, wat een rijkdom aan herinneringen brachten ze mee.
In diezelfde tijd mocht ik op bezoek bij Tante Anneke, de jongste dochter van mevrouw Kloppenburg. In haar flat schemerde het, ik zag de contouren van een kamerscherm dat ooit aan haar moeder had behoord. Tante Anneke zag slecht en horen ging moeilijk. Misschien was het juist door die fysieke beperkingen, dat haar innerlijk oog scherper zag. Ze vertelde me over Indië, over kruiden, over de familie, over oorlog en kampen. Een aantal van onze gesprekken heb ik opgenomen. Destijds durfde ik nog niet te filmen. Daar heb ik spijt van. Kans gemist.
Vooral dankzij de familie kon ik de biografie van mevrouw Kloppenburg schrijven. Het boek verscheen. ‘Kom je een lezing geven?’ vroeg de Tong Tong Fair. Ik zei: ‘Ja, leuk,’ en moest daarna van angst in bed gaan liggen. Met lezingen geven had ik nauwelijks ervaring, en wat kon ik, Hollands meisje van na de oorlog, vertellen aan de oude tantes en ooms?
Wat er gebeurde tussen in-bed-liggen en een lezing geven, weet ik niet goed meer. Wel dat ik in het Bibit Theater achter een tafeltje zat en van papier voorlas, van binnen bibberend. Het jaar erna mocht ik terugkomen om weer een lezing te geven, dus iets was er kennelijk toch gelukt.
Gek misschien, hoe een boek, voortgekomen uit een opwelling, opeens alles kan veranderen. Via mevrouw Kloppenburg kwam ik bij een ander Indisch boek, en zo reisde ik van het ene boek naar het andere en dat doe ik nóg. Nu ik aan de biografie van Van Heutsz werk, verzeil ik in de wereld van het vooroorlogse KNIL. Inderdaad, heel anders dan die van de kruiden. Maar mevrouw Kloppenburg zal ik nooit vergeten. Zij heeft mij de weg gewezen naar het oude Indië, en zo mogelijk, blijf ik daar de rest van mijn leven.
VILAN VAN DE LOO