Marion Bloem herdenkt Bharati Mukherjee

Twee maanden geleden publiceerde de New York Times een overlijdensbericht: ‘Bharati Mukherjee, Writer of Immigrant Life, Dies at 76’. Marion Bloem deelde het artikel verdrietig op haar Facebook-pagina, en schreef dat Bharati haar niet alleen had geïnspireerd, maar ook als een “dear sister” was geweest. Indisch Anders vroeg haar om een In Memoriam. Dat is deze persoonlijke longread geworden: “Het verhaal van de immigratie is het epische verhaal van dit millennium”.

Haar Nederlandse uitgever had mij Bharati Mukherjee’s roman Jasmijn toegestuurd met het verzoek haar te interviewen, maar ik vertoefde in het buitenland. Ik kon niet vermoeden dat ze een van mijn beste collega-vriendinnen zou worden en dat we samen zoveel over het schrijven zouden praten.

Bharati Mukherjee, in 1940 in Calcutta geboren, stamde af van een rijke aristocratische Bengaalse familie, groeide op in India en ging na universitaire studies in India en Europa, in de VS studeren. Ik rekende er niet op dat zij en ik iets met elkaar gemeen zouden hebben, anders dan dat wij collega’s waren.

Ik was geboren in Nederland. Mijn ouders, deels van Aziatische deels van Europese afkomst, waren hun geboorteland ontvlucht omdat het na eeuwenlang gekoloniseerd te zijn onafhankelijk was geworden. Ze hadden Indonesië verlaten omdat zij zich daar onveilig voelden. Hun trouw aan een vaderland dat zij weliswaar niet kenden, maar waar hun grootvader of betovergrootvader vandaan was gekomen, maakte hen ongeliefd in het net onafhankelijke Indonesië. Het was geen vrijwillige migratie geweest. Ze moesten kiezen uit twee mogelijkheden en beide waren niet ideaal.

Ik zag mijzelf als een Indische vrouw, als een product van een trieste koloniale geschiedenis die zich had afgespeeld in een geheel ander deel van Azië. Tijdens mijn reizen in India en Bangladesh voelde ik me daar buitenstaander, altijd vreemdeling. India en Bangladesh, Nepal, Sri Lanka, en Pakistan ervoer ik als een heel ander Azië dan Indonesië. Terwijl er tijdens mijn reizen in China en Hong Kong en zelfs in Zuid-Amerika vaak wel momenten waren van herkenning, waardoor ik aspecten van mijn opvoeding en eigenaardigheden in mijn familie beter begreep. Maar die aha-ervaringen had ik nooit in India en Bangladesh. Ik wist nog niet hoe ik mijn persoonlijke ervaringen tijdens het reizen door die landen moest plaatsen. In mijn zoektocht door de internationale literatuur was Bharati Mukherjee daarom ook niet de eerste met wie ik mij verwant voelde. Misschien was ik haar titels wel tegengekomen in boekhandels in het buitenland, maar had ik haar werk nooit opgepakt vanwege haar Bengaalse wortels.

***

Bharati Mukherjee was een eerste-generatie-migrant, iemand die in een nieuw land zijn weg moet leren vinden. Bharati had zich van haar familie in India losgemaakt om in het Westen haar studie voort te zetten en kwam na haar studies in Europa in Amerika (Iowa) terecht. Daar trouwde ze in 1963 met Clark Blaise, een Canadese medestudent die in de VS was geboren, daar grootgebracht door ouders die Canadees bleven en dus ook migrant waren. Blaise was aldus tweede generatie migrant, maar definieerde zichzelf expliciet als Canadees, en was niet van plan om zijn Canadese paspoort op te geven. Bharati was een migrant zoals mijn ouders, mijn grootouders. De keuze om het lot van migranten te beschrijven, hun wel en wee, hun pogingen tot aanpassing en hun frustraties daaromtrent, de kleine en grote blokkades in hun aanpassingsproces, was wat mij met en Mukherjee verbond, maar het perspectief verschilde. Migrant of kind van een migrant.

Iemand van de tweede generatie is in het nieuwe land op school geweest, heeft dezelfde televisieprogramma’s als de kinderen in haar klas gezien, dezelfde liedjes gezongen en is tegelijk opgezadeld met de bagage — uit een ander land met een ander verleden — die haar familie op haar schouders legt. Ik vergelijk dat altijd met de versleten winterjas van je moeder die je ouders je aangeven, terwijl je liever zelf een nieuwe uit de winkel kiest. Dat is het gevoel van de tweede generatie. Je kijkt met vertedering of afschuw, in elk geval met een gevoel tussen die twee uitersten naar wat je ouders je willen meegeven, maar jij bent gevormd in een nieuw tijdperk in een andere wereld, een manier van zijn die soms resoneert, doch ook vaak detoneert met die van je ouders. Afhankelijk van de druk die je familie op je uitoefent over wat je van hun bagage moet meenemen ga je jezelf ontwikkelen.

Bharati was echter niet zoals mijn ouders, die uit twee slechte keuzes de meest aangename dachten te kiezen, en intussen vol heimwee aan hun geboorteland in het nieuwe land een bestaan probeerden op te bouwen. Integendeel! Hoe komt het dat ik in haar werk, behalve door erdoor geboeid te zijn, ook veel herkende?

Ik moest me losmaken van mijn ouders om ze daarna een nieuwe plaats te kunnen geven, Bharati maakte zich los van haar land, van Calcutta, van het gearrangeerde huwelijk. Bharati maakte aanzienlijk minder — om niet te zeggen geen — gebruik van mythes, legendes en het magische van haar exotische land van herkomst, wat ik wel doe, maar schreef net als ik zonder enige nostalgie. In haar werk was de soms moeilijke aanpassing, de daarbij horende eenzaamheid door het anders zijn, de vervreemding van eigen achtergrond, de confrontatie met de andere cultuur die de migrant soms omarmt maar die hem ook vaak verhindert om in de nieuwe cultuur op te gaan, kortom alles waar de migrant mee te maken krijgt, sterk voelbaar, maar het land van herkomst werd nooit geromantiseerd.  Die immigrant moet het nieuwe land veroveren. Ikzelf moest het land van herkomst op een of andere manier verbinden met het land waarin ik opgroeide.

Bharati was niet gevlucht omdat in haar land kommer en kwel heerste. Ze maakte deel uit van een rijke aristocratische familie. Na haar studie aan de universiteit in India wilde ze gewoon ook nog in Europa en vervolgens in de Verenigde Staten studeren, aan de prestigieuze universiteit in Iowa. Waarschijnlijk hadden haar ouders liever gehad dat ze arts of chirurg zou worden, maar Bharati koos voor de letteren. Zij was niet zoals ik een kind van een migrant, van overlevers, of zoals ze tegenwoordig graag zeggen, een kind van gelukszoekers. Bharati Mukherjee had er zelf voor gekozen om haar geboorteland te verlaten. Zij was misschien zelf een gelukszoeker, een avonturier, want in haar geboorteland behoorde zij tot de elite, ze kwam daar niets tekort. Ze koos voor een bestaan in een land waar het economisch voor haar veel zwaarder was dan waar haar familie leefde. Ze trouwde met een eenvoudige migrant, een kritische medestudent in de letteren, en liet zich door haar familie geen rijke Indiër met Bengaalse wortels aanpraten. Ze schreef over wat de eerste generatie migrant meemaakt in het proces van verbazing, ontwikkeling van adolescentie naar volwassenheid, relationele interactie, en aanpassing aan het nieuwe land, tegenover het verlies van een thuis waar religie, regels, en rituelen haar veiligheid en begrenzing zouden hebben geboden.

Op het moment dat ik het werk van Bharati Mukherjee begon te lezen, had ik mijn romandebuut Geen Gewoon Indisch Meisje al gepubliceerd. Ik was gevormd door zowel een Indische binnenwereld, die van mijn ouders, mijn familie, als door een buitenwereld, die van autochtone leeftijdgenoten, leerkrachten, mededorpelingen met normen en waarden die soms overeenkwamen, maar vaak niet strookten met wat ik in mijn binnenwereld leerde. Al op jonge leeftijd moet een tweede generatie migrant proberen zich een weg te vinden tussen de vertrouwde binnenwereld en de buitenwereld die in eerste instantie vrijwel alleen bestaat uit leeftijdgenoten en leerkrachten. Voor Indischen in Den Haag was dit anders dan voor kinderen die in een gemeenschap opvielen omdat zij het enige Indische gezin waren. Een Marokkaan of een Chinees van de tweede generatie stuit in Nederland op verschillen die vaak minder gemakkelijk te overbruggen zijn dan voor Indische Nederlanders.

In de moderne Engelstalige literatuur waren twee Chinees-Amerikaanse auteurs, Maxime Hong Kingston en Amy Tan, die net als ik schreven over opgroeien, d.w.z. pendelen tussen die binnen- en buitenwereld, en bij wie ik, ondanks de Chinese binnenwereld veel herkenning vond. Maar in de verhalen van Bharati Mukherjee stond herkenning niet op de voorgrond. Ik was geboeid door het wel en wee van Bharati’s karakters die — net als ik in mijn dagelijks leven — te maken hadden met relationele problematiek, liefde, ambitie, aspiraties en kozen voor een eigen carrière. Zij waren van mijn leeftijd, hadden net zoals ik een universitaire studie gevolgd, leefden in hetzelfde tijdperk als ik, maar waren wel eerste generatie migrant. De eerste-generatie-migranten waarover ikzelf schreef, mensen zoals mijn ouders, kozen voornamelijk voor een beter bestaan van hun kinderen en droegen een oorlogsverleden met zich mee. Bharati’s karakters hoorden enerzijds tot de eerste generatie die, net als mijn ouders, elders gevormd waren en zich moesten aanpassen aan een nieuw land. Anderzijds waren haar karakters gesitueerd in een voor mij heel herkenbare samenleving van de gestudeerde elite, schrijvers en kunstenaars, moderniteit waarin ik me ook bevond. Juist dat spanningsveld boeide mij. Nog voordat ik Bharati in levenden lijve ontmoette, beschouwde ik haar als een soulmate.

***

Bharati’s vrouwelijke karakters, zo anders dan in Europese literatuur, of het nu om de klassiekers of om moderne literatuur ging, begreep ik beter dan vrouwelijke karakters in fictie en non-fictie van mijn Nederlandse collega’s. Door het lezen van Bharati’s werk voelde ik mij, net zoals door haar twee Amerikaanse collega’s Maxime Hong Kingston en Amy Tan, gesteund in mijn eenzame en soms ondankbare missie om, zoals ik het noem, ‘het onzichtbare zichtbaar te maken’. Wij vieren, d.w.z. Kingston, Tan, Mukherjee en ik, waren elk op onze eigen unieke manier aan het schrijven over migratie, ongelijkheid, verdeeldheid, discriminatie, en sociale en culturele misverstanden. Mukherjee werd in Amerika net als Tan en Kingston tot de migrantenschrijvers gerekend, maar ik werd in mijn land neergezet als een Indisch meisje dat is gaan schrijven omdat ze worstelde met haar identiteit. Ik voelde me weggezet als auteur van postkoloniale literatuur, literatuur die gekenmerkt wordt door nostalgie en rouwverwerking vanwege het verlies van de kolonie. Maar mijn reden om over het opgroeien tussen culturen te gaan schrijven was geboren tijdens een stage als student klinisch psychologe begin jaren zeventig in achterstandswijken in de randstad. Ik ontdekte dat de ervaringen van Indischen als tweede generatie niet werden benut voor beter onderwijs aan Turkse en Marokkaanse kinderen. Onze jeugdervaringen waren zelfs nooit op een of andere manier opgeschreven. Ik veronderstelde dat de ervaring van de tweede generatie Indische mensen leerzaam was. Zo groeide ik toe naar het idee om eerst de jeugdroman Matabia, of een lange donkere nacht en daarna mijn debuutroman Geen Gewoon Indisch Meisje te schrijven. Ook de verschijning van mijn documentaire Het Land Van Mijn Ouders kwam voort uit de gedachte dat we moeten leren van het verleden. Ik hoopte dat mijn werk, de inhoud en conclusies, zouden worden benut door te gebruiken bij het begrijpen en begeleiden van (kinderen van) andere migrantengroepen in Nederland.

Door mijn vele gesprekken met Bharati voelde ik me gesterkt in mijn eigen visie op mijn thematiek, en in het volgen van mijn persoonlijke behoefte om te schrijven over de veranderende wereld, vooral vanuit migrantenperspectief.

(lees hier verder)

Foto bovenaan door Ivan Wolffers: v.l.n.r. Clark Blaise, Marion Bloem, Bharati Mukherjee, in 1999 in de tuin van Marion en Ivan