Mevrouw haar dochter of de continuïteit van de Indische cultuur

Yvonne Keuls schreef met Mevrouw mijn moeder een meesterwerk over de voortgang en overdracht van Indische (vertel-)cultuur, schrijft Edy Seriese.

Yvonne Keuls op de 57e Tong Tong Fair in 2015 (foto Serge Ligtenberg)
Yvonne Keuls op de 57e Tong Tong Fair in 2015 (foto Serge Ligtenberg)

Op 31 mei zal Yvonne Keuls voorlezen uit Mevrouw mijn moeder. Natuurlijk ga ik luisteren, haar optredens zijn een feestje van herkenning. Maar nog liever ben ik lezer van het meesterwerkje dat Keuls met deze roman geschreven heeft. De twee dromen waarmee het boek begint, een over de geboorte van de ik-figuur en een over het overlijden van haar moeder, zijn onsterfelijk. En het verhaal dat vanuit die twee vertellingen wordt uitgerold, herschept keer op keer twee buitengewoon herkenbare personages, de moeder en de dochter, die door die dromen onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. De moeder vertelt de dochter uitgebreid over haar “voormoeders” en geeft haar kind daarmee een voorgeschiedenis, de dochter schrijft de vertellingen van haar moeder op, en geeft haar moeder daarmee haar rechtmatige plaats in de familiegeschiedenis als de meest recente voormoeder. Opgevoerde conflicten dienen niet een verhaallijn over een aanstaande breuk, maar zijn — zo Indisch! — een middel om de complexe, steeds veranderende relatie tussen beide vrouwen te tekenen. En laten zien hoe het schrijverschap van de dochter diep geworteld is in de fenomenale vertelkunst van de moeder en in de Indische cultuur. [1] De roman — opgebouwd uit duizend-en-een anekdotes, herinneringen en in de familie rondzwervende vertellingen over de voorouders — is een hommage aan maar geen verheerlijking van de vertellende “mopperende, poëtische, melancholieke, klagend, boze, drammerige, zelfbewuste, onzekere, vrolijk zingende” moeder Jopi (1892-1988). Yvonne Keuls, 2015, foto serge ligtenbergAlleen al daarom een genot om te lezen. De moeder is niet louter monster van strengheid en burgertruttige grensbewaking van de eerbaarheid van de dochter, of een onaantastbare heilige want zo dapper in de oorlog. Ze is het allemaal, een mens van vlees en bloed en ook nog Indisch. Voor een dochter geen sinecure zo’n moeder, dat weet ik uit ervaring, al was mijn moeder ruim een generatie jonger (1924-1996) en kwam zij pas na de oorlog naar hier. De Indische cultuur die de moeders met zich meebrachten en die ook bij ons het dagelijks leven thuis bepaalde, gaf ons in de straat waar we woonden, bij schoolvriendjes, de Hollandse familie, en wie maar over de vloer kwam, een merkwaardig aureool van uitzonderlijkheid en vrijheid. Merkwaardig, vond ik, omdat ik weliswaar voelde dat het ‘anders’ was bij ons thuis, maar beslist niet vanwege vrijheid. Wij kinderen werden vergeleken bij Hollandse kinderen juist heel streng opgevoed, met de harde hand, de zoons dan, en nog hardere normen over omgangs- en uitgaansregels, vooral voor de dochters natuurlijk. Met verbijstering zag ik wat mijn Hollandse vriendinnen allemaal mochten en daar nog zakgeld voor kregen ook, vaak zelfs in de vorm van de hele kinderbijslag! Maar bij ons zaten ook altijd (vreemde) kostgangers aan tafel. Bleven allerlei klasgenootjes, zelfs gezinnen, dagen-, weken-, maandenlang ‘logeren’. En al deed mijn moeder wel de was, de glazenwasser tikte regelmatig vanaf zijn kant van het raam woest tegen de ruit met de vraag aan mijn pianospelende moeder: wanneer zeemt u de binnenkant nou es? Ons huis was kortom net als in Mevrouw mijn moeder geen plek waar een (Hollands) huishouden gevoerd werd, maar waar we leefden, en dat niet alleen met het kerngezin maar met de extended family van tenminste drie generaties, die — op z’n Indisch — niet alleen uit bloedverwanten bestond, al werd iedereen oma, opa, tante of oom genoemd. [2] Die Indische manier van leven was voor Hollanders “vrij”, en werd net als in de roman, door mijn moeder royaal onderstreept met eindeloze rijsttafels bij (dans-) feestjes, of een altijd uitbreidbare, “gefrutselde” maaltijd op basis van nasi goreng; met vertellen toe. Maar als dochter ervoer ik toch vooral de nadelen van die manier van leven. Hoe hard het werken was, al die gastvrijheid. Hoe onbeantwoord die oprechte belangstelling van mijn moeder voor haar gasten bleef. En hoe vervreemdend dat werkte, op mij tenminste. Dat wij niet alleen kookten om te eten maar om bij elkaar te zijn, dat wij niet oorlogen herdachten maar doden en gemisten, dat vertellen geen nostalgie was omdat ‘wij’ de kolonie terug wilden, maar dat er een “geheim achter de woorden” lag (volgens Keuls), om ‘de vergetelheid, de dood, te overwinnen’ (volgens Tjalie) [3], dat ging er bij Hollanders gewoon niet in. Oh, zij smulden van de verhalen over voorspellingen, geesten en koloniale luxe. Maar na jaren gast-vrij-heid wist nog niemand dat ‘de Jap’ onze ‘Mof’ was, dat wij onszelf geen Indiër of Indonesiër noemden, en dat graag lachen nog niet afwezigheid van verdriet betekende. Als dochter wist ik al snel dat ik niet kon of wilde leven als mijn moeder. Maar hoe dan wel?

Mevrouw_mijn_moeder_dwarsligger
De dochter in Mevrouw mijn moeder stond voor dezelfde vraag. Gesteund door de roaring sixties, de 2e feministische golf, en door onbeschrijfelijk hard te werken, slaagt ze erin haar gezin met drie dochters en een nog studerende echtgenoot te combineren met een indrukwekkende schrijverscarrière. Voor die te moderne, te westerse invulling van het vrouw-, moeder- en dochterschap krijgt ze van de moeder geen morele steun. Dat was bij mijn moeder wel anders. Ook zij was beslist een toonbeeld van burgertruttige bewaakster van mijn eerbaarheid, en een held in de oorlog. Maar haar opvoedleus luidde: doe het niet zoals ik het heb gedaan. Dát gaf mij pas een gevoel van vrijheid. En of ik nu trouwde of niet, geen kinderen kreeg of wel, carrière nastreefde met de door haar afgedwongen hoge opleiding of lekker een alternatief zocht, zij vond het fantastisch. Ik kon haar geschenken uit de Indische cultuur laten liggen, of aannemen: de goeling en het onHollandse huishouden, de non-interesse voor woninginrichting en gotong royong, de onbelangrijkheid van geld en het belang van de groepscultuur, de vanzelfsprekende omgang met verschillende generaties, koffie toebroek, de liefde in de niet-erotische aanraking, en nog veel meer. Ik koos in elk geval, en als enige van haar kinderen, de vertellingen. “Eèèèn?” vroeg ook zij als ik thuis kwam van ‘om de hoek’. En ik vertelde. En zij luisterde, op z’n Indisch: actief, mee-levend, mee-denkend, zoals bij Keuls. In die voortdurende uitwisseling van gedachten en ervaringen vormden wij elkaar, beurtelings moeder en dochter, verteller en luisteraar. Afkeurend of instemmend, dat deed er niet toe, het ging om het vertellen. Om de steeds veranderende relatie. En het geheim daarachter. Dat lees ik ook in Mevrouw mijn moeder. Dat het vertellen nooit ophield, maar voortging, in sickness and in health, veranderde, meegroeide met de relatie. Bij mijn nu volwassen kinderen zie ik wat er zo doorgegeven is. Hun grootstedelijke self chosen family die uit wel en niet-bloedverwanten bestaat en uit drie generaties; hun rijsttafel die geen tjobeh en oelekan kent en wel eindeloos uitbreidbaar is. De goeling en de koffie toebroek en de niet-erotische liefdevolle aanraking, en nog veel meer. Zoals het vertellen, dat schrijven werd, dicht bij de spreektaal, wars van conventies, en met het oude geheim achter de woorden die de voortgang bewaakt. De continuïteit van de cultuur.

Mevrouw haar moeder. Na het feest van de herkenning, de vreugde over de herhaling en de verandering, de voortgang en de ontwikkeling: de cultuuroverdracht aan de volgende generatie als ultieme overwinning op de vergetelheid. Het geheim achter een meesterwerk: het eeuwige verhaal van de dochter en de moeder in een steeds veranderende relatie, beurtelings verteller en luisteraar, erfgenaam en erflater. En dat het wordt verteld. Zoals door Mevrouw de Dochter Keuls. Meesterlijk.

EDY SERIESE

[1] Voor een uitgebreide analyse van het Indische oeuvre van Yvonne Keuls zie: Edy Seriese ‘Aan tafel met Mevrouw K. Yvonne Keuls als Indisch schrijfster’ in: Yvonne Keuls. Gedragen op de wind. Een schrijversprentenboek. Amsterdam, Anthos, 2011, 93-126

[2] Over de Indische grootfamilie zie: Edy Seriese ‘The house the family built: the heritage of the ‘Indisch factor’ in: Suspended histories, red. Tonko Grever en Manon Braat, Amsterdam, Museum van Loon, 2013. 16-21

[3] ‘Intro’ in: Vincent Mahieu Tjies. Een bundel Vertellingen. 1e druk Bandung/Amsterdam, Gambir, [1954] 3-6

Yvonne Keuls, Mevrouw mijn moeder, 1999, uitg. Ambo.

Op 31 mei, 13.00 uur, leest Yvonne Keuls in het Tong-Tong-Theater van de 58e Tong Tong Fair voor uit Mevrouw mijn moeder in een theatrale monoloog.

Op 29 mei, 12.30 uur, staat Yvonne Keuls ook op de TTF-planken, met het programma Indische Essenties, samen met Gepke Witteveen en pianist Henk Mak van Dijk.