Hilde Janssen publiceerde eerder een boek over de schrijnende situatie van de Indonesische troostmeisjes in de Tweede Wereldoorlog. Voor Enkele reis Indonesië volgde ze drie Amsterdamse zusters en hun vriendin, die alle vier trouwden met Indonesiërs die ze in 1946, midden in de onafhankelijkheidsoorlog, vergezelden naar Java. Hun geschiedenis biedt een verrassend perspectief op de grote geschiedenis, schrijft Esther Wils.
Het gaat om vier onspectaculaire vrouwen, en toch is het lezen van hun levensverhaal een spectaculaire ervaring. Hilde Janssen reconstrueerde de geschiedenis van de drie Amsterdamse zusters Miny, Annie en Betsy en hun vriendin Dolly, die alle vier trouwden met Indonesiërs die ze in 1946, midden in de onafhankelijkheidsoorlog, vergezelden naar Java. Opzienbarend zijn niet eens hun onvermijdelijke ontberingen in die periode – die verschilden niet veel van de overlevingskunsten die bekend zijn van de Indische mensen die het onder de Japanners moesten zien te rooien: textiel verknippen en tot nieuwe kleren naaien, koekjes bakken, tussenhandeltjes drijven (in melk, in dit geval), zich oriënteren op de radio en met inschikkelijkheid, listigheid of bluf zien om te gaan met de tegenpartij. De grote verrassing is gelegen in het ongewone perspectief.
Hilde Janssen, antropologe en voormalig Azië-correspondent voor het AD en Het Parool, publiceerde eerder een boek over de schrijnende situatie van de Indonesische troostmeisjes in WO II, die de Japanners ter wille moesten zijn. Ook daarmee opende zij – in samenwerking met fotograaf Jan Banning – een gezichtspunt dat tot dan toe niet of nauwelijks besproken was. Voor Enkele reis Indonesië volgde ze het spoor van de opzienbarende foto die ze aantrof op een tentoonstelling.
Wie waren die blonde vrouwen, en wat deden ze, familiair met hun Indonesische gezelschap, op die trein die Republikeins gebied in reed? Het is kleine geschiedenis; er voeren 57 Nederlandse vrouwen mee met de Weltevreden, die honderden Indonesische studenten en in Europa gestrande bootslieden terugbracht naar hun thuisland. Maar het verhaal van deze vier geeft ongewoon inzicht in de grote geschiedenis. Om te beginnen het leven in het Amsterdam van de jaren ’40: de drie zusters groeien op in een communistisch gezin dat via het verzet in contact komt met de Indonesiërs die daar ook deel van uitmaakten, de joodse Dolly komt uit een andere context met andere dreiging, maar valt ook op een Indonesiër die zij krontjong hoort spelen in het Tropeninstituut – waar de nazi’s overigens op de eerste rij zitten.
Als zij eenmaal in Indonesië zijn aangekomen, maken de vrouwen kennis met hun schoonfamilie en andere Indonesiërs, die hen zonder problemen accepteren – al worden ze nagestaard en roept een enkeling Gila!: je ben gek dat je je hierin begeeft, tegen de stroom in. De meeste Nederlanders vertrokken in die jaren immers richting Nederland; de dreiging die van de revolutionaire beweging uitging was groot. Het feit dat ze met Indonesiërs getrouwd zijn, dat ze Merdeka aanhangen en dat ze Javaans spreken, biedt de vrouwen bescherming. En als de militairen van Nederlandse kant de plek waar ze wonen bezetten, zorgt hun Amsterdamse mondigheid ervoor dat ze met rust worden gelaten. Het hele bevolkingsspectrum trekt aan hun deur voorbij. Zo maken ze kennis met de zogenaamde ‘tropenadel’: omhooggevallen Europeanen die zo lang mogelijk hun deftige leven voortzetten, tot het vuur ze te na aan de schenen komt te liggen – je kunt je de schamperheid van de Amsterdamse aanpaksters jegens deze verwende groep voorstellen –; met Molukse KNIL-militairen die – zelf als volbloed-Indonesiërs met moeizame vooruitzichten opgezadeld – neerkijken op de Hollandse vrouwen die ‘niks beters konden krijgen’ dan Indonesische echtgenoten; met door de oorlog verarmde, uitgehongerde Indonesische vrouwen en kinderen, maar ook met mensen die hun leven al snel weer redelijk onder controle hebben – de vier verplaatsen zich met hun gezinnen naar gelang de kansen op werk herhaaldelijk over Java, wonen in Solo, Malang, Surabaya en Jakarta en krijgen zo met de verschillende lokale omstandigheden te maken.
De complexe historisch-politieke werkelijkheid wordt door Janssen handig maar soms wel heel eenvoudig samengevat; dat kan liggen aan de vier vrouwen, aan wie de finesses wellicht voorbijgingen, zoals ook wij het fijne niet weten van wat er in onze eigen tijd in de politiek wordt bekokstoofd. Maar het ontbreken van elke andere naam dan Soekarno in de jaren ‘46/’49 is wel een erg sterke simplificatie. Je kunt je bijna niet voorstellen dat ze nooit van Sjahrir of Van Mook hebben gehoord, of van Spoor en Soedirman.
De omslag
Als Indonesië richting 1965 beweegt, komt onvermijdelijk Soeharto in beeld. Niet alleen is het zwalken en wegvallen van Soekarno – voor de zusters een held en letterlijk een van de eersten die ze verwelkomde in Indonesië – pijnlijk, de politiek van agressie jegens communisten en algehele repressie verandert de positie van hun echtgenoten. Miny’s tweede man Nanang, een idealistische overheidsambtenaar maar zelf geen communist, geeft leiding aan de suikerindustrie op Java, een sector waarin de communistische vakbond sterk is. Hij wordt daarmee in verband gebracht en brengt jaren door in de gevangenis.
Tarjo, de echtgenoot van Dolly, is civiel militair en blijft in alle opzichten in de luwte; hun zoon ontwikkelt zich als student tot een anticommunistische oproerling en klimt later op als advocaat in het Indonesië van Soeharto.
Janssen tekent gevoelvol en toch discreet de huwelijken en de uitdijende gezinnen van de verschillende vrouwen, voor wie het leven om hun familie blijft draaien en die elkaar waar mogelijk helpen. Wat politiek gevoelig ligt, blijft onbesproken. Dat kan verbazen van het eens zo geëngageerde drietal, maar de willekeur van het bewind en de gevangenschap van Nanang hebben traumatisch doorgewerkt en overleven is voorop komen te staan. Voor de nazaten, die Janssen ook uitvoerig heeft gesproken, is een deel van de geschiedenis verborgen gebleven; vooruitkijken was het devies. In Enkele reis Indonesië hebben ze het verhaal teruggekregen, waarin met beleid en smaak onduidelijkheden zijn geïnterpreteerd en feiten zo mogelijk nagetrokken. Het relaas is verlevendigd met navertelde scènes en dialogen; Janssen heeft er alles aan gedaan om een mooi en meeslepend boek te maken over de vier weerbare vrouwen die zich in een exotische uithoek van de geschiedenis hebben genesteld. En ze is nog niet klaar: op haar bezienswaardige website www.enkelereisindonesie.nl roept zij mensen op die licht kunnen werpen op de andere vrouwen die deze ‘enkele reis’ hebben gemaakt.
ESTHER WILS
Hilde Janssen, Enkele reis Indonesië. Vier Amsterdamse vrouwen in hun nieuwe vaderland, Uitg. Nieuw Amsterdam.
Op dinsdag 31 mei 14.00 uur vertelt Hilde Jansen in het Tong-Tong-Theater van de 58e Tong Tong Fair over haar boek Enkele reis Indonesië. Kijk hier voor meer informatie.